YENNEN OF JENNEN

 

We liggen met de Nedlloyd Leuve in Kobe.

Ik heb om zes uur de wacht aan dek gekregen en het wordt al licht dus eerst de vlaggen opzetten  en dan een rondje langs de trossen.

Om acht uur wordt er pas begonnen met laden en lossen dus heerlijk rustig en ik geniet van het alleen aan dek zijn zo in alle vroegte.

Op het achterschip blijf ik even staan kijken naar een vroege hengelaar die daar op zijn gemak naar zijn verlichte dobber zit te turen.

Ze houden wel van techniek die Jappen zelf in een eenvoudig dobbertje moet elektronica zitten, als hij ondergaat zal hij welgeluid geven denk ik bij me zelf.

Als ik daarna uitkijk over het water zie ik een lange rij papiertjes komen aan drijven, ze gaan recht op het achterschip af en als ze  dichterbij komen zie ik dat het bankbiljetten zijn.

Het zijn vrij grote biljetten en ik kan een hoop nullen onderscheiden, ze verdwijnen onder de kont en daarna onder de kade.

Ik roep naar de Japanse visser die op zijn krukje zit te dommelen en boos op kijkt om te zien wie hem durft te storen.

Als hij ziet waar ik op wijs wordt hij helemaal gek, hij staat te dansen en te springen en dan begint hij met zijn hengel naar de bankbiljetten te vissen.

Af en toe lukt het hem om zo’n flap aan het puntje van zijn hengel te krijgen maar steeds als hij boven water komt dondert het weer terug.

Wilde Japanse kreten hoor ik hem slaken en ik lig in een deuk om de gratis voorstelling die ik zo vroeg al krijg.

De Jap wordt witheet als hij me ziet staan lachen en maakt wilde gebaren naar me, hij probeert me iets duidelijk te maken en eindelijk begrijp ik hem .

Hij heeft geen schepnet en wil van mij iets, ik zie een emmer aan dek liggen en een stuk hercules en dat gooi ik op de kade.

Nu wordt de voorstelling nog veel mooier want elke keer als hij die emmer gooit moet hij die vol water ophijsen maar geen flap die er inzwemt.

Radeloos ziet hij het laatste bankbiljet onder de kade verdwijnen en hij rent met mijn emmer en zijn hengel om de loods heen naar de andere kant van de kade om daar het geld op te wachten, zijn andere visspullen laat hij staan.

Enige tijd later komt de Jap met een chagrijnig gezicht de emmer terug brengen en laat me een  nat papiertje zien.

Het is het enige bankbiljet wat hij  “gevangen” heeft.

Als ik me later realiseer dat het vodje zo’n slordige 140 piek aan Nederlands geld  vertegenwoordigd en dat ik lachend een heel kapitaal heb laten voorbij drijven heb ik wel een beetje buikpijn.

Ik ben er dan ook behoorlijk mee geyent.