 
  
  
  
  
  De woensdag was een feestdag bij de Marine, de dag van de rijsttafel. De
  doordringende geur van gebakken kroepoek, ragout, sajoer lodeh en diverse
  sambals hing op en in het schip of de instelling. De sambals waren te verdelen
  in drie groepen: rauwe sambal, sambal goreng en sambal boeboeks. Vergaderingen
  of afspraken werden verzet, speciaal voor de rijsttafel. Oudgedienden of
  werfianen kwamen regelmatig bij de oude Zuiderkruis een hapje ophalen en
  stonden zelfs in de rij met potjes en pannetjes (gamellen). Deze nasi of
  rijsttafel was ook traditie bij ouderdagen of grote vergaderingen.
  
  
  
  
  De donderdag was ingeruimd voor de Hollandse of Zeeuwse rijsttafel. Dat was
  voor de botteliers, koks en hofmeesters - naast de woensdag - de topdag. Zij
  hadden dan de mogelijkheid om hun vakkennis ten toon te spreiden. De Hollandse
  of Zeeuwse rijsttafel was een uitgebreide maaltijd bestaande uit rijst,
  schijven gebakken aardappels, bruine bonen of grauwe erwten (raasdonders),
  veel sla, tomaat, augurken, komkommers, speklap en spekvet met kaantjes
  (schipper).
  De Chef d Équipage bij de Marine werd Kaan genoemd, vandaar die associatie
  met de naam schipper voor kaantjes. Wat vooral niet vergeten mocht worden,
  waren de uitjes. Gebakken en rauwe uitjes. Daarnaast natuurlijk sambal en
  piccalilly.
  Door de toeloop van buitenstaanders werd de maaltijd vaak verzet en/of
  aangepast. Bij deze maaltijd waren de seizoensgebonden artikelen belangrijk.
  Wat ook traditie van het zuiverste water was, was het proefbordje. Dit was een
  begrip voor iedere marineman. Het bestond uit het voorproeven van de maaltijd
  door de Commandant, de Eerste Officier en de Arts. Deze ceremonie werd
  verzorgd door de Chefkok.
  De menulijst bij de Marine stond vast op hoofdlijnen, alleen het toebehoren
  verschilde vaak. Op de donderdag (Hollandse of Zeeuwse rijsttafel) was de
  stamppot, zuurkool met leuning (worst) een favoriete maaltijd. Of de oranje
  rats, stamppot wortelen en uien en stamppot boerenkool met leuning of
  gehaktbal uit blik. Verder werd er vaak provinciaal op tafel gezet - vooral op
  dinsdag - wat bestond uit een stevige ragout met veel vlees, wortelen en
  doperwten en het klapstuk niet te vergeten.
  
  
  
  
  In de jaren vijftig was in het menu, de vrijdag gereserveerd voor de Rooms
  Katholieke bemanningsleden. Die mochten toen op vrijdag geen vlees eten, dus
  was het vis! Gekookte of gebakken aardappelen met wortelen en doperwten
  (punten en strepen). Op Goede Vrijdag werd er vaak stokvis op het menu gezet.
  Dit werd door niemand gegeten en ging rechtstreeks naar de spoelington.
  Oud Marineofficieren aten vaak bij of na afloop van zeilwedstrijden of andere
  samenkomsten, het zogenaamde zeven gangen menu. Dat bestond uit stokvis,
  rijst, stroop, bonen, schijfjes aardappelen en uien of augurken, soms sla.
  De avondmaaltijd (theewater) was karig en bestond uit brood, smeerkaas, jam,
  muisjes gekleurd (technicolor), sardines en hagelslag gewoon. Vaak werd er een
  schijf gebakken bloedworst met een schijf appel er op als aanvulling
  geserveerd. Ook kwam er af en toe gebakken marinier op tafel. Dat was een
  gerecht dat bestond uit gebakken cornedbeaf, uien en sambal. Vaak bestond het
  echter uit blokjes gesneden boterhamworst (Leusderheiworst).
  Binnen het korps mariniers was men niet gecharmeerd ten aanzien van de
  benaming gebakken marinier. De smeerpastei uit blik werd amper gegeten op
  brood, maar werd wel vermengd met uien, mayonaise, paprika, chilisaus,
  gesneden komkommer en opgediend op schalen, gegarneerd met sla, tomaten en ei.
  De Duitse aardappel was een delicatesse en een favoriete hap bij de
  mijnendienst en de witte vloot (Hydrografische Dienst). De samenstelling van
  de Duitse aardappel bestond uit gebakken aardappelen, spek, ham en uien. Het
  werd veel gegeten bij veeg- en dregwerkzaamheden van de Mijnendienst die in de
  avond of nacht plaatsvonden. 
  
  
  
   Wekelijks werd het afgewisseld met rijst en
  kippenlevertjes.
  In de jaren vijftig had het wachtvolk s avonds en s nachts weinig te eten. Er
  waren wel rantsoenen maar die bestonden veelal uit brood met weinig beleg. Dit
  brood werd dan geroosterd en bestrooid met suiker, dan was het nog wel te
  eten.
  De bakszeun was naast een traditie ook een begrip. Het was meestal de jongste
  matroos en hij diende zorg te dragen voor de maaltijd aan de bak of klas. Dat
  hield in: tafeldekken, onderhoud van het komaliwant (bestek en servies) en het
  ophalen van de rantsoenen. Daarnaast tuigde hij de hangmat of kooi op van de
  baksmeester.
  Het serviesgoed was herkenbaar aan kleuren. Het commandantsservies was wit met
  een groene rand. Dat van de officieren was wit met een paarse rand, van de
  onderofficieren wit met een blauwe rand en dat van de korporaals en
  manschappen was gewoon wit.
  De koffie werd gezet in een perculatorpot, die was verstrekt ( of versterkt?)
  met een zeefje. Onder in de pot een klein beetje suiker, dan liep de koffie
  beter door. Soms werd er gebruik gemaakt van een batterijlap in een ring om
  koffie te zetten boven een koffieketel.
  Voor deze serviesonderdelen zijn op bepaalde kazernes vitrines ingericht waar
  ze zijn te bezichtigen. Het zijn ook vandaag nog gewilde art ikele n voor
  verzamelaars.
  De tijden zijn veranderd, we hebben meer ontspanningsmogelijkheden, maar de
  zorg voor de voeding, de warme hap zal bij de Koninklijke Marine altijd een
  hoogtepunt blijven.