PIKHEET

 

Iedere middag, klokslag drie uur neemt Ome Kees, een statige 6O-plusser, plaats aan de stamtafel van Café Pleinzicht, een nog echt bruin café.

"Het is Pikheet", zegt hij dan plechtig, nadat hij zijn vestzakhorloge demonstratief geraadpleegd heeft.

De corpulente kastelein pakt de vertrouwde fles en een glaasje terwijl hij zich moeizaam van achter de krappe toog naar het tafeltje van Ome kees begeeft. Klokkend wordt het glaasje precies tot de rand volgeschonken.

Ome Kees slaat dit eerste glas met een grote teug achterover.

Het lege glas wordt meteen weer bijgevuld.

Moeizaam trekt de kastelein zich weer terug achter zijn vertrouwde toog. Genietend leunt Ome Kees achterover en begint in alle rust zijn pijp te stoppen.

Deskundig steekt hij de brand erin en bedachtzaam lurkend aan zijn pijp kijkt hij tevreden om zich heen.

Het is nu nog rustig, maar wat zal de dag verder voor hem in petto hebben?

Tante Saar zit al aan haar tafeltje, bij het raam.

Die heeft net haar eerste bessenjenevertje voor haar neus staan. Zit nu nog rustig naar buiten te kijken.

Straks stroomt het vol, deze tent is ontzettend populair bij jong en oud.

Hij heeft het toch maar getroffen; veertig jaar gevaren, in de periode, dat het nog leuk was.

Nooit getrouwd geweest, hij moet er niet aan denken, dan had hij hier niet zo rustig kunnen zitten. Een mooi leven achter de rug; de hele wereld rondgezworven en veel meegemaakt.

Wat de vrouwtjes betreft: niets tekort gekomen.

Hij staat op, om een grote pils te halen, want de kastelein komt niet meer achter zijn toog vandaan.

Comfortabel zittend op een brede kruk heeft die alles binnen handbereik.

De bierpomp en alle flessen, waaruit geschonken zou kunnen worden.

Aan het raam hangt een bordje:" De Koffie Is Klaar", maar die wordt 's ochtends om tien uur gezet en de vaste klanten weten dat ook.

Een argeloze vreemdeling is soms wel eens het slachtoffer.

Dan zit de hele zaak mee te genieten.

Tenslotte is leedvermaak ook vermaak.

Tevreden drinkt Ome Kees zijn grote pils op.

Iedereen, die daar een drankje komt drinken is onder de indruk van die krasse oude baas, die nog volop van het leven geniet.

Zij hebben vaak een druk leven en een vrouw, die hen niet begrijpt plus een werkgever, die het ze ook niet makkelijk maakt.

"Geef ome Kees er eentje van mij" hoor je er regelmatig.

De deur vliegt open en er komt een jong stel van rond de twintig schaterend van het lachen binnen.

Zij, een knap ding met een heel kort rokje, mooie lange benen en kort zwart haar, geknipt naar de laatste mode.

Hij heeft lang blond haar en een vlassig snorretje.

"Mogen we hier even bijkomen, oud", vraagt de jongen aan Ome Kees.

Dat heeft hij al geaccepteerd; met "oud" of "oldtimer" aangesproken te worden.

Je bent net zo oud als je voelt.

"Jongelui, jullie zijn van harte welkom aan deze tafel", spreekt hij gastvrij.

"Maar mag ik misschien ook meelachen, ik ben wel oud, maar iets humoristisch kan ik nog steeds waarderen".

"Hou alsjeblieft op" hinnikt het meisje.

Terwijl haar vriend twee fluitjes haalt vertelt ze, dat ze daarnet in een deuk gelegen hadden.

In de Stoofsteeg kwamen ze een dikke Duitser tegen, een echte ouderwetse.

Die begon tegen ze te schreeuwen, maar nadat ze het vertaald hadden, bleek hij op zoek te zijn naar een hoerentent.

Ze hebben hem toen naar café "De Gevulde Pot" verwezen, een gelegenheid, waar alleen vrouwen komen.

Ome Kees vindt dit wel een geslaagde grap en is eigenlijk wel benieuwd hoe dat verder is afgelopen.

Het geloei van de sirene van een politieauto geeft daar al spoedig antwoord op, vooral als die in de buurt van dat café plotseling ophoudt.

Zijn jeugdige tafelgenoten drinken snel hun glazen leeg en spurten naar buiten; ze willen dit niet missen.

Inmiddels is schele Teun bij hem aan tafel komen zitten, die bevestigt, dat de politie "De Gevulde Pot" is binnengegaan.

Teun heeft ook een tijdje gevaren, maar die heeft in de machinekamer gewerkt en dat is volgens ome Kees maar niks.

Teun is later aan de wal gaan werken, als automonteur.

Ome Kees heeft nooit een auto gehad en interesseert zich ook niet voor technische gesprekken over motoren, maar die dikke Duitser in de "De Gevulde Pot" heeft hun wederzijdse belangstelling.

"Toch typisch", vindt ome Kees, "dat die jongelui ook iets tegen Duitsers hebben".

"Dat wij een bloedhekel aan ze hebben is te begrijpen, wij hebben in de oorlog gevaren, toen die hufters met hun U-boten constant probeerden om ons naar de zeebodem te jagen".

Er wordt een grote pils voor hem neergezet.

"Van Willem", gromt de kastelein.

"Proost, Willem", schreeuwt ome Kees naar een vaag figuur aan de hoek van de bar en neemt een gulzige slok.

"Nu komen ze met hun patjepeejerboten hier de boel verzieken" zegt Teun, "Ik heb niks tegen een mooi jachtje met wat PK-tjes erin, maar zij kunnen geen maat houden, alles moet groter en sneller".

Inmiddels stroomt het café vol en door diverse klanten wordt het lot van die dikke Duitser beschreven.

"Luid schreeuwend werd hij afgevoerd"

"Twee stevige tantes moesten de agenten behulpzaam zijn, om hem geboeid achter in de politieauto te krijgen".

Ome Kees geniet met volle teugen van de prachtige beschrijvingen, die over dit voorval gegeven worden.

Hij heeft het hier mooi uit de eerste hand kunnen volgen.

Teun is eigenlijk zo'n kwaaie nog niet.

Die heeft ook gevaren, al was het maar in die vetput.

Maar het is half zes, zijn zuster wacht met de warme hap.

Morgen is er weer een dag.

In het beduimelde boek van de kastelein staan maar drie

streepjes achter zijn naam.

JOS KOMEN