Wie de kok pest, pest zijn buikje.

Op een van mijn reizen naar Zuid-Amerika hadden wij een heel goede kok, ikzelf was toen tweede kok en we sliepen samen in een hut midscheeps.

Die kok was echt een heel goede, maar zoals je weet, bij vooral matrozen zitten nogal wat branieschoppers. Op een dag komt er een met een grote bek (ongegrond) kankeren over het eten, nou dat heeft hij geweten. Die kok heeft hem meteen een aframmeling gegeven waar de honden geen brood van lusten, en met de mededeling als er nog meer zijn die iets te kankeren hebben stuur ze dan even, droop hij af.

Als je in de kombuis werkt begin je om 6 uur tot 14 uur, dan ga je 2 uurtjes pitten en dan weer werken tot 20 of 21 uur.

Op een middag dat we wilden gaan pitten zaten ze vlak naast onze hut te bikken, dus vroeg de kok of ze niet ergens anders konden gaan zitten, dat was aan dovemans oren gezegd, dus gingen ze gewoon door.

Misschien dat ze het NU nog niet weten, maar alle matrozen zijn drie dagen bijna niet aan dek geweest, want de hele dag stonden ze in de rij voor de W.C. vanwege de buikloop, die op een verantwoorde wijze door de kok tot stand was gebracht.

Op diezelfde reis deden we Las Palmas aan, nu moet je weten dat ik gek ben op honden en ik stond met een leuk puppy in mijn handen, komt diezelfde kok aan en zegt, go wat een leuk hondje waarom koop je hem niet, waarop ik zeg vindt jij het dan goed als hij bij ons in de hut slaapt ? Ja hoor zegt hij, dus ik koop dat hondje.

Direct na vertrek uit de haven zegt hij Jan kom eens even mee naar de messroom ik moet je wat laten zien. In de messroom aangekomen wijst hij mij op een brief op het mededelingbord "het is ten strengste verboden om enig levend wezen te kopen in de haven van Las Palmas op straffe van xxx dagen gagestraf " waarop hij in lachen uitbarstte.

Omdat ik meteen maar wilde weten waar ik aan toe was stapte ik onmiddellijk naar die ouwe om te vertellen wat ik had gedaan, die ouwe was een vrijgezel en zat op dat moment aan de borrel met de rest van de staff en de hofjood die, omdat het zijn laatste reis was zijn vrouw mee mocht nemen. Je bent een klootzak, maar ik kan die hond toch niet over de muur zetten bromde de ouwe, dus we zien wel in Rio wat ik ermee doet. Hoe noem je die hond? Skippy, kapitein, die naam schoot me op dat moment te binnen uit de strip van kapitein Rob. Niks ervan, we noemen hem Snikkel zei hij, met een grijns op zijn smoel naar de vrouw van de hofjood. (het was 1957 toen klonk het woord snikkel anders dan nu denk ik).

Als de bemanning later de vrouw van de hofmeester zagen lopen in haar korte broek dan was het meteen, Snikkel waar ben jeeeeeee. Als we s’avonds aan dek weleens zaten zuipen, pardon, drinken kreeg Snikkel bij tijd en wijle ook een slokje van die en gene zodat hij van tijd tot tijd net zo lam was als de rest. In de Zuid ging hij altijd mee de wal op en behalve de bemanning, inclusief die ouwe, waren alle wijven gek op het beest.

Toen ik ging trouwen wilde mijn vrouw geen hond op de nieuwe meubeltjes dus bleef hij achter bij mijn ouders, waar hij enkele jaren later de deur uitglipte en onder een auto kwam waardoor ik hem moest laten afmaken. Maar het was wel een hondje met een echt zeemansleven, want menige landrot heeft niet zoveel gezellige kroegen en dito mooie wijven gezien.

Jan Baldé