Mijn Zeevader (J.F.W. Emde)

 

Door velen gehaat, door andere verguisd en bij weer anderen geliefd, deed de "Jutter" als Hwtk zijn werk van Juni 1939 tot aan zijn pensionering. De bijnaam Jutter had hij te danken aan het feit dat hij in den Helder geboren was. Mijn eerste kennismaking met hem was op de "Binnendijk" toen het schip bij de werf van Wilton lag om wederom in dienst gesteld te worden nadat het jaren lang opgelegen had in de Oude Maas. Ik was naar boord gestuurd om bij te gaan werken en stond ver vóór achten al aan dek te wachten tot er iemand aan boord zou komen.

Op een gegeven moment kwam er een jonge man aan boord ,van wie ik vernam dat hij de 4e wtk was. Ik vroeg hem waar ik de Hwtk. kon vinden, hij vertelde mij rustig bij de ladder te wachten, die toegang gaf tot het dek vanaf een oud verrot steigertje, vóór de in aanbouw zijnde motorhal op de werf. Op mijn vraag hoe ik hem kon herkennen kreeg ik als antwoord "Als je een hoop gekanker hoort op de ladder dan is hij in aantocht". Inderdaad kwam hij met een hoop gegalm aan boord over de gammele ladder die toegang gaf tot het hoofddek. Voor een maagdelijke assistent, die nog nooit gevaren had was een Hwtk een Godheid, bovendien was het verschil in rang en stand er bij mij ingestampt gedurende mijn 14 maanden diensttijd bij de Koninklijke Marine. Ik stelde mij dus netjes voor en werd naar de 2e wtk verwezen, die mij aan het werk moest zetten. Mijn eerste opdracht was het lens systeem in tekening brengen. Om ongeveer 16.30 was ik nog druk bezig met het uitzoeken van al die leidingen, toen een man met een hoge stem naar mij toe kwam en zich voorstelde als de assistent van Mijnheer Tijl (de technisch inspecteur van de HAL in die tijd). Ik zei "Aangenaam, ik ben assistent de Neef", hij vroeg mij of ik de Hwtk op wilde sporen en hem zeggen dat hij hem wilde spreken. Ik ging dus naar boven en vond de Hwtk in zijn hut bezig zich om te kleden om naar huis te gaan. Ik vertelde hem dat de assistent van Mijnheer Tijl beneden op hem stond te wachten, waarop de Jutter tegen mij uitviel met :"Zeg hem maar dat hij naar de bliksem kan lopen, morgenochtend is hij het eerst aan de beurt". Ik naar beneden en de assistent van Mr.Tijl opgezocht, toen ik hem gevonden had zei ik tegen hem: "Met de complimenten van de Hwtk. U kan naar de bliksem lopen en morgenochtend bent U het eerst aan de beurt".

De volgende morgen kreeg ik geducht de wind van voren van de Jutter en vertelde hij mij dat ik zijn boodschappen niet altijd woordelijk over moest brengen. Eind Juni was het schip vaarklaar gemaakt en vertrokken wij voor een reis naar New York en outports. Het was de Jutter zijn eerste reis als Hwtk en mijn eerste reis als assistent wtk. Kapitein Morree en de Jutter waren twee handen op één buik, iedere morgen die God gaf kon je ze hun ochtend wandeling zien maken op het achterschip. De zit en slaaphut van de kapitein waren direct onder het brugdek gelegen en aan weerszijde van de stuurhut was op het brugdek een watertank geplaatst. De BB druktank was voor het drinkwater systeem, de SB druktank voor het sanitaire systeem. Deze laatste (zout)watertank lekte en het dek waarop de tank stond was verrot. De ellende was dat dit dek het plafond vormde van de badkamer van de Gezagvoerder. Als de goede man gebruik wilde maken van het toilet moest hij, met paraplu op, op zijn troon gaan zitten. De Jutter had daar een oplossing voor bedacht, van 2 gegalvaniseerde platen die hij bij Wilton had gebietst moest één grote lekbak gemaakt worden die als een vals hangend plafond moest dienen in de badkamer. De 2 platen moesten dus aan elkaar geklonken worden en van een rond om opstaande rand worden voorzien met een drainleiding naar de afvoer van de badkamervloer.

Assistent de Neef mocht dit karwei uitvoeren, bij de gratie van de Hwtk kreeg ik daarbij assistentie van een tremmer. Kleine gaatjes boren met een gammel handboormachientje op een bolder op het achterschip van een slingerend schip is geen lolletje. Op de morgen dat ik bezig was de 2 platen met koperen nageltjes aan elkaar te klinken waren de Kapitein en de Hwtk bezig met hun ochtend wandeling over het achterschip. Ik had de bolder gekozen net achter de hut van de Hwtk. Links handig zijnde stond ik de nageltjes te klinken met mijn linkerhand, toen "Het Gezag" in de buurt kwam. De Hwtk zei tegen mij "Je moet met je rechterhand slaan,joh". Ik trok mij daar niets van aan en toen zij weer terug kwamen zei hij weer" Je hoort me toch wel, met je rechterjat slaan". Ik ging gewoon door en toen zij terug kwamen kreeg ik een schop onder mijn hol met daarbij: "Met je rechterjat slaan joh". Ik zei toen tegen hem "Dat is goed Mijnheer als U de snapper dan vast houdt". (Voor de leken een snapper is een langwerpig rechthoekig stukje metaal met een gaatje in de bodem en daarnaast een halfrond uithollinkje. Door de snapper over de nog niet geklonken nagel te zetten kan men de 2 platen goed tegen elkaar slaan, waarna de nagel opgestuikt wordt en afgewerkt met de half ronde uitholling). De Jutter vroeg waarom, waarop ik antwoordde: Dan sla ik U tenminste op Uw jat en niet mijzelf want ik ben links". Ik heb nooit geen last meer van hem gehad, hij had mij gewoon uitgeprobeerd. Hij hield er namelijk een eigenaardige theorie op na dat mensen die bang voor hem waren geen kerels waren.

Door één keer terug te spreken had ik hem aangetoond dat ik niet bang voor hem was en was ik in zijn ogen gepromoveerd tot kerel. Hij vond het gewoon geinig om andere mannen in de maling te nemen en als ze dan lieten blijken bang voor hem te zijn dan hadden zij geen leven meer. Aan de andere kant had hij een grote bek maar een hart van goud. Hij was instaat zijn laatste hemd weg te geven aan iemand die dat harder nodig had dan hijzelf. Ik kan mij best voorstellen dat mensen bang voor hem waren en een hekel aan hem hebben gekregen. Hij heeft echter ook een hoop goed gedaan, zo organiseerde hij b.v. gedurende de bezetting een club die de vrouwen van de zeelieden die voor de geallieerden vaarden met raad en daad bijstond. Hij zorgde voor extra voedsel, kleding, warme dekens etc. tevens was hij actief in het verzet. Hij haatte de Duitsers als de pest en als wij hem op de kast wilde jagen dan noemden wij hem Johann Wilhelm Friedrich "von"Emde. Dat was zo’n beetje het enige waar je hem echt mee op de kast kon jagen. Laat mij echter terug gaan met wat meer kwajongens streken van hem te vertellen. Toen wij op die eerste reis in Baltimore lagen, moest ik op een middag met hem en de 2e wtk mee de wal op om als pakezel dienst te doen, de 2 heren gingen namelijk "shoppen" en hij had een schurft aan pakjes dragen. De 2e wtk had hem verteld dat hij ondergoed voor zijn vrouw mee moest brengen. Zoals vele mannen was Harry van Seumeren te verlegen om een Dames lingeriezaak binnen te stappen. Wij waren op een gegeven moment in een grote department store aangeland en in less than no time had de Jutter ons naar" Ladies Underwear" geloodst. Hij stond voor een toonbank vol met dames onderbroeken, terwijl Harry op een afstand ergens anders naar stond te kijken, zocht hij een kampeertent van een directoire uit, hield die in de hoogte en riep "Harry is dit ongeveer de maat ?". Harry verschoot van kleur en had het liefste in de grond weg willen zinken.

Na het verlaten van de store zijn wij naar de barbier gegaan, de jutter vertelde mij dat als de barbier wat vroeg ik gewoon "Yes, please" moest zeggen. Dat heb ik geweten, ik werd in een prachtige leren stoel gedeponeerd en geheel volgens de instructies zei ik "Yes Please" als er iets aan mij gevraagd werd in less than no time werd ik geschoren en geknipt, er werden wisselend koude en hete handdoeken op mijn gezicht gesmeten, ik kreeg een nek massage en aan mijn linker en rechter hand zaten twee jongedames mijn handen te manicuren. Tussen de hete en koude handdoeken door zat ik te vloeken als een bootwerker terwijl de Jutter en de 2e zich in een deuk zaten te lachen ! De Jutter betaalde de rekening die denk ik hoger is geweest dan de maandgage van een assistent wtk.

Na de oorlog kwam ik weer met hem te varen, nu als 3e wtk. Op 1 augustus 1947 monsterde ik, voor een reis naar de Westkust van Amerika, op het motorschip Delftdijk, een schip met twee Harland and Wolff long stroke diesel engines met luchtverstuiving. Outdated gammele hoofdmotoren die hard aan een degelijk groot survey toe waren. De Delftdijk was echter het enige koelladingschip dat de HAL in die tijd beschikbaar had voor de vaart op de Westkust en moest varen tegen wil en dank. Op dat schip heb ik van de Jutter geleerd wat besluitvorming betekend. De vele keren dat de man een "snap decision" moest nemen kan ik mij niet eens allemaal meer herinneren. Een ruk van 24 uur maken om een of andere in elkaar gestorte machine weer aan de praat te brengen was schering en inslag op dat jammer. De Jutter wist ons echter altijd weer te paaien en kweekte een goede teamgeest aan boord. Met alle ellende die wij in dat werkpakhuis(Machinekamer)meemaakten was hij zijn kwajongens streken niet vergeten en ik denk dat daarover alléén al een boek vol geschreven zou kunnen worden. Een van die verhalen wil ik U niet onthouden.

Toen wij op een reis van Antwerpen vertrokken had de Jutter van een kennis wat kanariepieten mee gekregen om deze in Cristobal aan een andere kennis te geven, iedere wtk kreeg een kooitje met een kanarie in de hut, behalve de 2e wtk Dirk Borduin. Die 2e was een fijne vent en voelde zich achtergesteld daarom ging hij iedere morgen als hij van de 4-8 wacht was gekomen staan bedelen bij de Jutter voor de deur om een kanariepiet. Het waren net twee uit de kluiten geschoten schoolknapen zoals ze met elkaar omgingen. Toen wij in Cristobal afgemeerd lagen, ging de Jutter s’morgens vroeg met "zijn" voorman Jan van Grondel de wal op en hoe ze het geklaard hebben weten wij niet maar om 07.30 kwamen zij terug aan boord met een levensgrote levende pelikaan onder hun arm. Er werd regelrecht naar de hut van de 2e wtk gemarcheerd, de vliegendeur open gegooid en de pelikaan naar binnen. De vliegendeur ging weer dicht en een grijnzende Jutter en voorman vóór de vliegendeur. De 2e lag nog in zijn kooi en begon te schreeuwen van: "Haal dat ding uit mijn hut, ik kom mijn nest niet uit voordat dat ding weg is". De pelikaan deed zijn grote bek open en begon met zijn wieken te slaan waardoor hij ¾ van het hutje in beslag nam. De 2de zat met zijn deken rond zijn schouders getrokken te vertellen dat hij het helemaal niet leuk vond, waarop de Jutter zei: "Jij wilde toch ook een kanariepiet in je hut hebben" Met dergelijk soort kwajongens streken werd alle ellende van de oversteek van Antwerpen naar Cristobal snel vergeten. Na vast werken werd er gezamenlijk een pilsje gedronken en dan werd er smakelijk gelachen om de capriolen van de Jutter.

Ik denk dat de personeelschef van de Technische Dienst onder de Groene Torentjes een goede keuze gemaakt had met de Jutter als Hwtk op die gammele rot boot want hij wist het zwarte koor behoorlijk te motiveren. Als na een breakdown beide hoofdmotoren weer draaiden dan had hij op het achterschip een grote cirkel van lege aardappelkisten gemaakt en dan ging de hele ploeg, tremmers, olielieden en wtks daar uit zitten blazen, terwijl de Jutter "zijn" mannen van koude pilsjes voorzag. Rang- en standverschil was dan vergeten. De hele ploeg zag er trouwens uit als vetvegen en er was geen visueel verschil te bekennen tussen wtks, olielieden of tremmers. De hele ploeg had zich gezamelijk rot gewerkt om de boel weer op gang te krijgen. Later heb ik als 2e wtk weer met de Jutter gevaren op de Dongedijk maar toen was hij een stuk milder geworden. Toen de machinekamer van de Dongedijk in de haven van Vancouver in de brand vloog was hij niet meer de man die ik jaren daarvoor had gekend. Het leek wel of hij uitgeblust was.

Jammer want ik heb het altijd een fijne vent gevonden een keiharde kerel met een hart van goud !

C.de Neef.