VOOR EN ACHTER!

of

"Toen varen nog leuk was!"

door

Roel Massink

 

17 - M'n eerste verlof.

Ik kwam dus thuis voor m´n eerste verlof. En had, zoals iedereen die verre reizen maakt, veel te vertellen. Ik ging vrienden, familie en kennissen af. Iedereen was natuurlijk nieuwsgierig hoe het me bevallen was en wat ik zoal beleefd had. Ik vertelde dat het in ieder geval naar meer smaakte.
Pas op 5 september kreeg ik bericht dat ik me de volgende dag op de "Graveland" moest melden. Ik heb dus een week of zes verlof gehad. Dat kwam omdat iemand die daar meer recht op had dan ik weer de de Westland wilde varen (waarom eigenlijk op zo’n ouwe bak?). Maar zodoende kwam ik op de Graveland. Dit schip was ruim 20 jaar jonger dan de Westland en zag er natuurlijk ook veel moderner uit. Het had een mooie slanke lijn en alle verblijven waren midscheeps en bovendeks. Bovendien had ik een hut voor mij alleen en ging er dus een stuk op vooruit. Het schip had een waterverplaatsing van 10.990 ton, was 131 meter lang en bijna 18 meter breed. Het stond, vanwege de lange masten plus de 8 winchmasten, bekend als ´de kerstboom´. En, daar leek ze ook wel een beetje op. Als je bij donker terug kwam van de wal, viel het schip in de verte al op vanwege alle lampen.


De Graveland. Bouwjaar 1951, lengte 131,05 meter, breedte 17,72 meter, diepgang 6,85 meter.
Mijn hut bevond zich in het midden, aan bakboord, dus aan de andere kant.

In tegenstelling tot de Westland, voer de Graveland niet op Uruguay en Argentinië, maar alleen op havens in Brazilië. De salonbediende die ook nieuw was op de Graveland kwam van de KNSM, een andere Amsterdamse rederij, die geloof ik hoofdzakelijk op West-Indië voer. Hij had derhalve ruime ervaring in het Caraïbische gebied, waar hij voor het gemak Brazilië ook maar bij rekende.
In die tijd had ik (en velen met mij kan ik gerust zeggen, want ik was heus geen uitzondering) maar één obsessie, namelijk vrouwen. Vooral vrouwen met zo'n mooi getinte huid en en van dat prachtige lange zwarte haar. Iedereen aan boord verzekerde mij dat er voor jongens met die liefhebberij geen mooier land bestond dan dat waar wij naar toegingen. Het was daarom een tegenvaller dat de Graveland eerst nog de kustreis op moest. Dat betekende immers dat we zo'n twee weken langer moesten wachten op al dat snoepgoed.
Op naar respectievelijk Bremen en Hamburg dus, in Antwerpen kwamen we met de KHL vrijwel nooit. Ik geloof dat het net in die tijd was dat de Oostduitsers een begin maakten met de bouw van de Berlijnse muur. Op de voorpagina van de Bildzeitung kon je altijd lezen de hoeveelste dag de ‘sogenannte DDR’ inmiddels afgesloten was.
In Hamburg moest je als je naar de Sankt Pauli en de Reeperbahn wilde, eerst met zo’n havenboot naar de Landungsbrücken. Maar afhankelijk van waar je lag, kon je ook een biertje drinken bij Levermann. Dat was een kroeg die zich aan de andere kant van de haven, in het buitengebied, bevond. Dan hoefde je niet eerst met de boot, dat was gewoon een stukje lopen. Op een avond besloten we maar in de buurt te blijven en gingen dus naar Levermann.
Omdat het daar zoals gewoonlijk nogal druk was, hadden we geluk direct een vrij tafeltje te vinden. We zaten nog maar net, toen twee jonge vrouwen vroegen of de twee resterende plaatsen aan ons tafeltje nog vrij waren. Toen ik zei dat dat inderdaad het geval was, gingen ze zitten. Het bleken achteraf twee meisjes uit de 'business' te zijn op zoek naar klandizie. De een zat op de andere in te praten over iets dat ik door het geroezemoes in het café niet kon verstaan. Op een gegeven moment stond ze op om ergens naar toe te gaan. 'Bin gleich wieder da' , zei ze. Ik stak net een vers gerolde weduwe op toen het meisje dat was blijven zitten vroeg of ik er ook een voor haar wilde draaien. Haar stem verraadde dat ze al aardig wat gedronken had en ik zag dat ze in een niet al te vrolijke stemming was. Toen ik de sigaret klaar had en haar een vuurtje gaf, begon ze, zonder speciale aanleiding en uit zichzelf, met me te praten. Ze was, wellicht ook door de alcohol die ze al genuttigd had, in een nogal melancholieke stemming. Het was duidelijk dat ze haar hart ergens wilde luchten en het maakte haar niet uit bij wie. Dat had ík zelfs in de gaten. Vrijwel zonder inleiding begon ze zich bij me te beklagen over haar vriendin. Die had haar overgehaald om zich met prostitutie in te laten en dat was eigenlijk niets voor haar, maar ja, het geld. Ik bedacht dat ik nu niet direct de meest aangewezen persoon was om haar in deze te adviseren en vertelde haar dat ook. Maar, hulpverleners en psychologen hebben daar ongetwijfeld een uitdrukking voor, ze trok zich niets aan van wat ik zei, ze was gewoon niet te stuiten. Ze bleef maar doorpraten. Ik zei dus een paar dingen die iedereen kon bedenken. Dat was dat ze niet iets tegen haar zin moest doen. Waarop zij repliceerde dat ze wel moest omdat ze het geld nodig had. Ik zei toen maar iets over wat het zwaarst was, het zwaarst moest wegen. Zonder op dat toch redelijke argument van mijn kant in te gaan, zei ze dat het eigenlijk een hartstikke aardige man was. Wie ze bedoelde, bleek later in het verhaal een Noor te zijn die ze mee naar huis genomen had en die vanavond weer op het programma stond. Maar ze zag er enorm tegenop. Haar vriendin was die afspraak voor vanavond nu aan het regelen.
Ik probeerde het nog één keer. Dit keer met mannelijke logica, als die tenminste bestaat. Ik zei, als het zo'n aardige vent is, wat is dan het probleem? Daar ging ze wel serieus op in, maar het was een typische vrouwelijke benadering met in mannenogen weinig of niet ter zake doende argumenten. Ik geloof dat de essentie van haar betoog was dat ze zich goedkoop, vies en gebruikt voelde, maar zo zei ze het niet.
Het was eigenlijk de eerste keer dat ik met de Mars en Venus theorie werd geconfronteerd, hoewel ik daar toen natuurlijk nog nooit van gehoord had. Maar zo kom je er wel achter dat verreweg de meeste vrouwen toch beduidend anders in elkaar zitten dan de meeste mannen. Ik bleef bij mijn stelling dat ze gewoon moest kiezen en wanneer haar dat zoveel moeite kostte ze het niet moest doen en voor de financiële problemen een andere oplossing moest zoeken. Aan de andere kant zei ik, dat het een niet al te inspannende bezigheid was, en  ‘het döt nich zeer en ’t stuf ok nich ’ voegde ik er, als destijds veel gebruikt Twents grapje, nog aan toe. Nu hebben Hamburgisch Platt en Twents veel overeenkomsten, het zijn tenslotte allebei Nederduitse dialecten, waar ik echter geen rekening mee had gehouden. Ze had me dus verstaan en moest er nog harder om lachen dan ik. De ban was echter gebroken en haar depribui was ogenschijnlijk voorbij. Had ik uiteindelijk dus toch nog de juiste oplossing voor haar probleem aangedragen. Al was het dan geen definitieve. Even later kwam de vriendin, die duidelijk minder problemen met het vak had, terug. Ze zei dat de mannen zaten te wachten. Ik kan me niet herinneren of ze is mee gegaan of niet. Ik denk van wel, want vrouwen die twijfelen of ze wel de hoer moeten spelen, kiezen meestal voor het geld. Zij is echter wel een van de mensen die ik nog wel eens zou willen tegenkomen, om te vragen hoe haar verdere leven is verlopen.