VOOR EN ACHTER!

of

"Toen varen nog leuk was!"

door

Roel Massink

 

16 - Onze ouwe.

Een taak die ik nog niet genoemd heb maar die ik als de minst aantrekkelijke beschouwde, was het porren van de kapitein na z'n middagdutje. Dat was alleen van toepassing als we in een haven lagen èn dan nog alleen als ik, bij toerbeurt met de salonbediende, de theewacht had. De theewacht was van 2 tot 4 uur op zondag.
De kapitein was meer berucht dan geliefd. Ooit was hij al eens een halfjaar geschorst geweest als kapitein omdat hij, op zondag nota bene, met een revolver in de hand, matrozen de mast in had gestuurd om deze te schilderen. Tenminste dat verhaal ging. Natuurlijk moet het niet mogelijk zijn dat zulke etterbakken kapitein op een schip zijn, maar de tijden waren toen nog anders. Vandaag de dag zouden ze hem wel even uitleggen waar de mosterd vandaan komt denk ik zo. Om drie uur moest ik hem dus porren die zondag. Dat wil zeggen met een kannetje vers gezette thee en een paar koekjes. Op zich geen ´mission impossible´, ware het niet dat de man sliep alsof hij in coma lag.
De hofjood had me al gezegd dat ik wellicht iets meer aandacht dan normaal aan het porren moest besteden. Maar wat volgde tart elke beschrijving van het begrip iemand wekken. Nog niets vermoedend begaf ik me dus keurig op tijd, naar de vertrekken van de kapitein. Ik klopte, zoals dat hoort, netjes aan en riep: 'Drie uur, kapitein!'. Geen enkele reactie. Na nogmaals geklopt te hebben met hetzelfde resultaat, ging ik voorzichtig naar binnen en herhaalde een en ander. Omdat de vertrekken van de kapitein meer leken op een kleine flat dan onze hut op een kamer, had ik even tijd nodig om vast te stellen waar de slaaphut was. Ik drong dus steeds dieper door in het kapiteinsverblijf. Op een gegeven ogenblik stond ik aan z'n kooi en riep, zonder dat hij me zou kunnen zien, nogmaals; 'Drie uur, kapitein!' Maar de man gaf absoluut geen sjoege. Ik begon lichtelijk in paniek te raken. Was hij misschien ziek? Of wellicht dood? Ik schraapte alle moed nog één keer bij elkaar en overtrof mezelf door vlak bij z'n hoofd luid te roepen dat het drie uur was en ik de thee kwam brengen. Van elk scenario van porren en waarop ik mij, gewaarschuwd door de hofjood had voorbereid, was tot nu toe niets terecht gekomen. Dit was een ultieme poging. Tot m'n grote opluchting kwam er beweging in het kapiteinslichaam. Ik verwachtte een uitbrander of een andere onaangename reactie. Maar in plaats daarvan rekte hij zich uit en ging op de rand van het bed zitten. Hij zei volkomen ontspannen; 'Prima!' Zo opgelucht als zelden tevoren begaf ik me als een haas naar beneden om me bezig te houden met prettiger zaken, zoals afwassen, koffie malen of de vloer schrobben.
Door het verhaal met de kapitein ben ik een beetje van de chronologische volgorde afgeweken. Toen mij namelijk de theewacht werd toegewezen, bedacht ik dat het eerste uur, van 2 tot 3 waarin ik niets te doen had, een unieke mogelijkheid was om eens te snoepen van al die heerlijkheden die ik had ontdekt in het proviandruim. In verband met m'n functie beschikte ik over de sleutels die toegang gaven tot dit paradijs. Bij een eerdere gelegenheid had ik onder andere schelvislever (had ik nog nooit van gehoord, joh!) en twee dozen met gerookte paling ontdekt. Vooral het laatste had mijn belangstelling. Ik liet er geen gras over groeien. Dus kort na twee uur begaf me naar beneden. Ik liet de blikjes schelvislever voor wat ze waren en beperkte me tot de gerookte paling. Ik zocht er twee uit die iets dikker waren dan m´n duim en door hun mooi gekleurde velletjes een lekkere vette inhoud deden vermoeden. Ik stopte de buit in een krant die ik voor dat doel had meegenomen en stopte ze achter de zilveren KHL-knopen van m'n witte jasje en half in m'n broek. Omdat ik nog ruim voldoende tijd had om voorbereidingen te treffen voor de thee, begaf ik me naar onze hut achteruit.
Ik had alle geluk van de wereld want er was geen sterveling. Of ze waren de wal op of ze lagen te slapen. Zelfs Ome Nelis m'n hutmaat, die normaal nooit de wal op ging, was er niet. Was hij er wel geweest, had ik me voor genomen naar het kabelgat te gaan. Dat is een ruimte waar op zondag geen sterveling komt.


Ik had dus ruimschoots de tijd, want ik hoefde immers pas om drie uur de kapitein te wekken en besloot er eens echt van te genieten. Voor alle zekerheid wilde ik de deur van onze hut op slot doen, maar kon geen sleutel vinden. Dan maar zo. Op het tafeltje had ik de krant ontvouwd en ik begon de eerste voormalige waterbewoner van z'n soepele velletje te ontdoen. Ik at hem enigszins gehaast op, want ik had toch wel een beetje een onzalig gevoel. Stel er kwam iemand onze hut binnen. Hij smaakte zo lekker, dat ik besloot de tweede ook maar direct te verorberen. Bewaren zou, vooral in verband met ontdekking, ook veel te riskant zijn geweest. Heerlijk was 'ie! Maar het werd me bijna teveel, twee van die beesten direct na elkaar. Ook kreeg ik bijna direct nadat ik m'n vingers een beetje vetvrij had gemaakt, een unheimliches gefühl zoals de moffen dat zo mooi zeggen. Ik was me natuurlijk bewust dat wanneer ik geschaakt zou worden, dit hele nare consequenties kon hebben. Als een inbreker die geen sporen wil na laten besloot ik direct maatregelen te treffen. Ik wikkelde de restanten van de palingen in de krant, rolde die stevig op en werkte het geheel door onze patrijspoort de haven in. Zo, dat was een pak van m'n hart, het corpus delicti was verdwenen. Opgelucht haalde ik adem. Maar die werd weldra gevolgt door een zucht, omdat zich een lichte onpasselijkheid van mij meester maakte. De misselijkheid na de overdadige hoeveelheid vet dreef me naar dek, de frisse lucht in.
Met een gevoel van overwinning op de onrechtvaardige samenleving die mij dat lekkers had willen onthouden, ging ik eens lekker over de reling hangen en liet mijn blik over Darsena 5 dwalen. Plotseling verstijfde ik van schrik. Dit kon en mocht niet waar zijn! Geheel ten onrechte was ik er van uit gegaan dat de door mij stevig opgerolde krant met de restanten van de twee palingen direct zou zinken. Dom natuurlijk. Want het papier, waar natuurlijk óók nog lucht in zat, was blijven drijven. Sterker nog, door de verschillen tussen droog en nat papier was de krant helemaal opengevouwen en de goudkleurige krullen die ooit de palingen tegen allerlei invloeden van buitenaf hadden beschermd, lagen nu open en bloot in de Argentijnse najaarszon te schitteren. Ik was niet ver van een totale paniek verwijderd. Wat te doen?
Als de kapitein, een stuurman of de hofjood dit te zien kregen was m'n lot bezegeld. Vooral het idee dat de kapitein het zou ontdekken bezorgde me huiveringen. Stel die ouwe kon niet slapen en, net als ik, ook een blik op de haven wierp. Dat zou dan, gezien zijn reputatie, wel eens z´n eerste moord kunnen worden.
Het was dus zaak om dit onheil af te wenden. God zij dank was ik helemaal in m'n eentje aan dek. Ik zocht met kloppende keel naar een keg. Keggen zijn nuttige attributen aan boord van een schip, maar ze zijn ook uitermate geschikt om er vellen van gestolen paling mee naar de diepte te jagen. God zij dank vond ik er direct een en ik had geluk, met één goed gemikte worp raakte ik de krant. Nog tergend langzaam viel eerst de inhoud er af en even later zonk ook de krant. Alleen een vent die de siesta had getrotseerd en in een bootje vlak bij ons schip zat te vissen, schold me verrot. Maar wat kon mij dat schelen. Ik kon weer tot mezelf komen en me rustig voorbereiden op het wekken van de kapitein. Al was ik me toen nog niet bewust van de opwinding die daardoor zou ontstaan. Maar daarvan heeft de lezer al kennis kunnen nemen.


Als ik alles op een rijtje zet, is die week wel een zeer turbulente geweest in m´n leven. Want later die week zou nog iets gebeuren dat behoorlijk indruk op me zou maken. Omdat ik 's middags vrij was, was ik in m'n eentje de stad ingegaan en bekeek wat winkels op de Avenida Corrientes. Of het waar is weet ik niet, maar ik wel eens heb horen zeggen dat het de langste winkelstraat ter wereld is. Ik stond voor de etalage van een platenzaak en stelde met verwondering vast dat ze onder andere LP's verkochten met toespraken van Hitler. Ik ben de winkel binnen gegaan en heb twee platen gekocht. Niet van Hitler natuurlijk, maar één van Spike Jones en een andere die ik hier voor me heb liggen. Hij is van RCA Victor kostte 28,95 pesos en heet ´Pies Nerviosos / Dukes of Dixieland, met o.a. At the Jazzband Ball. Ik had de winkel nog maar net verlaten toen ik plotseling overal om me heen mensen zag wegrennen. Terwijl ik me nog afvroeg wat er aan de hand was, was iedereen al verdwenen. De straat, waar even tevoren nog duizenden mensen liepen, was helemaal leeg. Ik heb nog nooit een massa mensen in een drukke wereldstad, zo snel uit het straatbeeld zien verdwijnen. Daar stond ik dus in eentje in de Avenida Corrientes. Een uniek beeld, waar jammer genoeg geen foto van bestaat. Die had vast hoge ogen gegooid bij World Press Photo.

Dit is de bekende obelisk op de kruizing van de Corrientes met de Avenida 9 Julio waar ik me vlakbij bevond. Hier stopte het bestelwagentje.

Wat de meer geoefende oren van de Argentijnen allang gehoord hadden, hoorde ik nu ook, geweerschoten! Toen drong het langzaam tot me door dat het, hoewel ik niets zag wat daartoe aanleiding zou kunnen geven, binnen wel veiliger zou zijn dan op straat. Ik rende dus terug naar de portiek van de platenzaak waar ik zojuist uit gekomen was. Maar ondanks mijn kloppen op het, inmiddels neergelaten rolluik, deed niemand open. Mij restte niets anders dan zo diep mogelijk in de portiek de ontwikkelingen af te wachten. Het portiek was echter nog geen anderhalve meter diep. Ik hoorde veel maar zag, behalve enkele hard rijdende auto’s, niets. Ik bevond me vlak bij de bekende naald op de kruising met een andere grote straat. In de buurt van die naald zag ik op een gegeven moment een klein vrachtwagentje met een open laadbak stoppen. Er zaten een stuk of wat gewapende mannen in. Ik gluurde om het hoekje van de portiek, maar was doodsbenauwd dat ze me zouden ontdekken en trok m´n hoofd maar gauw weer terug. Toch kon ik m´n nieuwsgierigheid niet bedwingen en keek nog eens. De plek waar ze stonden was zeker een meter of vijftig bij mij vandaan. De kans dat ik door één van die gasten gezien werd was dus wel erg klein. Het vrachtwagentje stond nog steeds stil.

Avenida Corrientes. Zo zal die er in mijn tijd ongeveer hebben uit gezien.

Toen bedacht ik opeens dat ze wel eens zouden kunnen uitstappen om de omgeving te verkennen of iets te zoeken. Ik moet toegeven dat ik van die conclusie niet rustiger werd. Gelukkig gebeurde dat niet en na enkele wel erg lange minuten reden ze verder. Daarna heb ik niets meer gezien, wel hoorde ik af en toe een schot. Kon echter absoluut niet vaststellen waar die schoten vandaan kwamen of hoe ver het bij me vandaan was. Ik zag niets. Net zo plotseling als het begonnen was, was het ook weer voorbij. Plotseling ging het rolluik achter me open en kwamen de mensen weer naar buiten. Enkele minuten later kwam Buenos Aires weer tot leven en bruisde weer zoals dat een wereldstad betaamd. Ik liep richting 25 de Mayo en toen ik daar aankwam, bleken zelfs de bussen al weer te lopen. Ik ben maar gauw aan boord gegaan. Vraag me niet hoelang ik in dat portiek gestaan heb, ik weet het niet. Het leken uren, maar het zal misschien hoogstens twintig minuten of een half uur zijn geweest. Wat achteraf het meeste indruk op me heeft gemaakt, was dat het blijkbaar mogelijk is een wereldstad als Buenos Aires in luttele minuten tot stilstand te krijgen.
Later hoorde ik dat er een soort opstandje was geweest, dat begonnen was in Rosario, de tweede stad van het land, zo´n kleine 300 km naar het noordwesten. De aanleiding tot de revolte waren ontevreden officieren.
Zonder dat ik daar (op dat moment) weet van had, was er die week in Buenos Aires nog iets gebeurd dat voor wereldnieuws zou zorgen. Op 11 mei was namelijk in Buenos Aires de oorlogsmisdadiger Eichmann door de Israelische geheime dienst ontvoerd.
Op de Westland ging alles gewoon verder alsof er niets gebeurd was. Wij voeren van Buenos Aires aan één stuk door naar Amsterdam, waar mijn eerste reis als zeeman eindigde. Aangekomen in Mokum bleek dat iemand anders, die blijkbaar oudere rechten had, zijn plaats weer zou innemen. Dus in feite was ik maar een soort invaller geweest. Zo kwam op 13 juli 1960 een eind aan m'n eerste reis en het verblijf op de Westland. We waren midden mei in Argentinië en volgens m'n monsterboekje monsterde ik op 13 juli af, dus zal ik de kustreis nog wel hebben meegemaakt.

Moeilijk te geloven, maar hier staat het dus 1.84 lang was en 65 kg zwaar.
 

Hier staan de reizen die ik bij Nederlandse rederijen gemaakt heb. NPTM is de Ned. Pacific Tankvaart Mij. (Caltex nu Chevron) Tussen '63 en '67 en na '67 heb ik op Zweedse schepen gevaren.