DE “VERSTEKELING”

 

Met mijn eerste schip, de “Stentor” van de K.N.S.M. voeren we in 1958 thuis van Paramaribo naar Amsterdam.

Het schip was geladen met in de onderruimen van die zware tropische boomstammen en in de tussendekken kisten met Surinaamse sinaasappelen, van die groene.

Ik was indertijd assistent-WTK en ik liep de 4 – 8 wacht met de tweede WTK.

Op mijn ronde door de machinekamer kwam ik ook achter het dwarsscheeps geplaatste schakelbord en daar hoorde ik opeens onregelmatig tikken tegen het schot tussen de MK en ruim 2. Ik waarschuwde meteen de tweede en samen kropen we weer achter het schakelbord. We bleven het tikken horen. Toen we terugtikten, meenden we in de tikken hetzelfde ritme te horen, hoewel niet altijd precies  hetzelfde. Toen we van wacht kwamen hebben we de HWTK gewaarschuwd, die meteen kwam luisteren en ook overeenkomsten tussen tikken en terugtikken meende te horen.

De HWTK heeft daarop de kapitein gewaarschuwd en na het ontbijt om 09.00 uur kwam er een hele processie naar beneden: Kapitein, HWTK (beiden in het wit), Tweede WTK, Ass. WTK, Eerste stuurman en nog enkele andere belangstellenden. Het tikken bleef en ook hoorden we steeds terugtikken op onze acties.

Vreemd, want toen we uit Paramaribo vertrokken hadden we met alle hens zoals gewoonlijk het hele schip op verstekelingen uitgekamd en er ook, zoals eveneens gewoonlijk wel een paar gevonden, maar die waren van boord gezet en iedereen was er heilig van  overtuigd dat we bij vertrek Paramaribo alleen met de bemanning aan boord waren. Vandaar dat de ouwe behoorlijk pissig was.

Besloten werd om eens in ruim 2 te gaan kijken. Dat was gauwer gezegd dan gedaan, want het tussendek stond van beneden naar boven en van boord tot boord vol met kisten sinaasappelen, mannetje aan mannetje. Het was al gauw duidelijk, dat er in het tussendek geen verstekeling kon zitten. Bovendien ging het tikken gewoon door. Daarna werd er een “gat” in de sinaasappels gemaakt door er een aantal kisten uit te halen, zodat men bij de tussendeksluiken kon komen om er eentje ter plaatse van de ruimladder uit te halen, om in het onderruim te komen.

In het onderruim was ook met de beste wil van de wereld geen verstekeling te vinden.

Daar het prachtig weer was werd er besloten om maar eens te stoppen. Het gekke was, dat toen de “Stentor”gestopt lag er ook niet meer getikt werd.

Toen daarna de kar weer gestart werd en het schip op snelheid kwam begon ook het tikken weer. Raar!

Langzamerhand begon de overtuiging post te vatten, dat het tikken van buiten het schip kwam. Dus nog maar eens gestopt. Onze baas-timmerman, die een goede zwemmer was ging aan een lijn aan stuurboordzijde overboord om eens poolshoogte onder water te nemen. Even later, toen hij weer boven kwam, werd de oplossing van het raadsel bekend. Want wat was het geval: Van de voorste anderhalve meter van de stuurboord kimkiel waren alle klinknagels waarmee de kimkiel aan het hoekijzer verbonden was, verdwenen. Het losgeraakte voorste stuk kimkiel was naar achteren verbogen en als het  schip voer, dan tikte dat zwabberende eind tegen het vlak van het schip en dat werd in de MK ervaren als getik.  Dat was althans de heersende opinie, temeer omdat tussen het omgebogen eind van de kimkiel en het vlak slechts een open ruimte van een paar centimeters aanwezig was. Na ook nog de kimkiel aan bakboordzijde te hebben gecontroleerd (waar overigens niets aan mankeerde), werd de kar weer gestart en begon het getik weer. We hebben het de hele rest van de oversteek steeds in de MK kunnen horen.Terugtikken hebben we echter niet meer gedaan.

Toen in Amsterdam het schip gelost was, zijn we bij de ADM (die bestond toen nog) in dok gegaan, waarbij het voorste stuk van de stuurboord kimkiel vernieuwd is.

Tot zover het verhaal van de “verstekeling”.

 Jaap Dekker