Ooit eens achter LOKET 55 komen te zitten was wel de mooiste droom van Diederik Stoffel. Dit loket is namelijk het hoogst bereikbare voor een ambtenaar B.D.(Binnendienst). Niet te verwarren met B.D.(Buitendienst), B.D. (Buiten dienst) B.D. (Buiten diensttijd) of B.D. (Binnen diensttijd). Ons buitenstaanders zegt dit niets, maar een echte doorgewinterde ambtenaar kent de verschillen maar al te goed.

Wat is nu het verschil tussen LOKET 55 en de andere loketten?

Aan elk ander loket dan LOKET 55 kan men je doorverwijzen naar een volgend loket; LOKET 55 is echter een eindbestemming. Hiervandaan wordt niet meer doorverwezen: zelfs de grootste volhouder moet hier zijn meerdere erkennen in de ambtenarij. Totaal doorgedraaid kan men maar een ding doen: afhaken. Slechts langdurige verpleging in een rustige, natuurrijke omgeving kan de patiënt er na enige jaren weer dusdanig bovenop helpen zodat hij weer enigszins zelfstandig, dus zonder begeleiding een simpele boodschap in de speciaal daarvoor aangepaste dorpswinkel kan doen.

Wie is nu die Diederik Stoffel?

Zijn vader, de oude Stoffel, was een door zijn collega's hoog gewaardeerde Commies der tweede klasse. Terwijl hij op een goede dag zoals gewoonlijk, doelloos door de wandelgangen slenterde met zijn blik op nul en zijn verstand op oneindig zoals een goed ambtenaar betaamd, werd hij opgeschrikt door iets ongewoons. Er kwamen namelijk verdachte geluiden van achter de deur, die toegang gaf tot het stoffige archief. De oude Stoffel vermoedde instinctief, dat er linkse elementen het archief waren geïnfiltreerd. In een voor hem onverwachte reflex, smeet hij de deur open en keek met gepaste verontwaardiging in het rond. Er werd echter een feestelijk lied gezongen, dat ze nog lang mocht "leven", gezongen door een groepje in stofjassen geklede ambtenaren en in het middelpunt van de feestvreugde stond Aaltje, een nuffig meisje die door dit uitbundige feestgewoel om haar heen blosjes op haar wangetjes had gekregen. Aaltje was deze dag namelijk 12,5 jaar in dienst van de gemeente. Die blosjes op haar anders zo kleurloze wangen wisten de anders zo ongenaakbare Stoffel in vuur en vlam te zetten. Het glaasje prikkellimonade, dat hem spontaan werd aangeboden weigerde hij tot zijn eigen verbazing niet en U begrijpt het al: hier groeide iets moois uit.

Twee jaar later stapten de oude Stoffel (toen natuurlijk nog niet zo oud) en Aaltje in het huwelijksbootje. Achttien maanden later werden ze verblijd met de geboorte van Diederik. De bevalling duurde twee volle dagen, gezien de omstandigheden erg snel. Na twee jaar kon de kleine Diederik de volgende eerste woordjes zeggen: "Dat gaat zo maar niet". Zijn trotse ouders waren in de wolken. "Als dit geen Commies Eerste Klasse wordt, ga ik een volledige werkdag van vier uur maken", riep vader Stoffel onbesuisd. Het is een echte kruising tussen twee ambtenaren, wist een van zijn collega's op te merken.

Diederik groeide probleemloos op, althans volgens de normen van zijn ouders. Hij zat twee jaar op de kleuterschool doelloos naar buiten te kijken en zijn lagereschoolperiode wist hij over 1O jaar uit te strijken. Op de MULO was hij ontzettend populair; hij vermaakte zijn medeleerlingen met de meest onverwachte antwoorden die totaal niets met de vragen te maken hadden, dit tot ontsteltenis van het onderwijzend personeel. Na acht jaar hield hij het voor gezien op de MULO, er viel hem niets meer bij te leren. Als dienstplichtig militair werd hij tenslotte korporaalschrijver bij een infanteriebataljon. Hij had toch maar mooi 18 jaar in de schoolbanken gezeten. Toen hij op 26-jarige leeftijd afzwaaide, solliciteerde hij meteen bij het stadhuis. Het profiel van zijn werkzaamheden paste precies bij zijn eigen profiel: hij had een beetje vierkant hoofd, dat precies de vorm van een loket had. Alleen vond men bij zijn selectieprocedure, dat zijn arbeidstempo en reactievermogen wat aan de hoge kant lagen.

"Maar daar brengen we wel verandering in", riep zijn toekomstige chef optimistisch uit.

Het eerste jaar kwam Diederik achter het loket van interne zaken te zitten, als aankomend subcommies. Dit was meer een opleidingsperiode, want bij interne zaken kwamen alleen andere ambtenaren aan het loket. Deze wakkere borsten hadden o.a. tot taak om Diederik klaar te stomen voor het echte werk, met echte slachtoffers. De eerste maanden maakte hij steeds de fout, om binnen een kwartier te reageren, als er iemand aan het loket stond. Ook kwam hij met oplossingen aandragen voor de vragen, die hem gesteld werden. Helemaal fout!!! Maar na een half jaar kon hij al geheel zelfstandig iemand een half uur laten wachten en die dan doorverwijzen naar een loket, dat net gesloten werd. Toen hij dat, om kwart over twee thuisgekomen, aan zijn trotse ouders vertelde wisten deze, dat Diederikje het ver zou schoppen binnen de ambtelijke molen. Na twee jaar speelde hij het klaar om een steeds meer vergenoegzaamd kijkende subcommies A na anderhalf uur te vertellen, dat zijn tijd erop zat en dat hij de volgende dag terug moest komen.

Nu was hij klaar voor het echte werk.

 

Die gelegenheid deed zich eerder voor, dan wij verwachtten. Het was namelijk de bedoeling, dat hij Sub-Commies b-3, de ambtenaar Flopkens zou opvolgen, als die vanwege het bereiken van zijn 53e "levensjaar" vervroegd de VUT in zou gaan. Om na een leven van volledige plichtsbetrachting het nu eens nog rustiger aan te gaan doen. Wat wilde het onberekenbare toeval nu echter? Een onkreukbare Commies 3e klasse, de heer Krukstra, van geboorte een stoere Fries, stierf geheel onverwacht "in het harnas". 's Ochtends vroeg, om kwart over 1O nam hij, eerder dan gewoonlijk plaats achter zijn loket. Op zich was dit al een verontrustend teken. Hij was nooit voor elf uur aanwezig. Toen de conciërge van de late dienst om 16.OO uur tijdens zijn laatste ronde door de burelen de heer krukstra nog steeds in zijn normale werkhouding zag zitten, veroorloofde hij zich om deze heel voorzichtig te vragen of het niet de hoogste tijd was om op te stappen. Toen hij na vijf keer dit gevraagd te hebben nog geen antwoord had gekregen, tenslotte was hij geen klant, ging hij er vanuit, dat hij zijn normale dagelijkse tukje deed. Tenslotte had hij van de dagportier vernomen, dat Krukstra wel heel erg vroeg de beuk erin had gegooid. (1O.15 uur). Een aantal voorzichtige porretjes in zijn zijde hadden ook geen effect. Maar dat zegt natuurlijk niets, na 35 dienstjaren. Daar deze conciërge een voorzichtig persoon was, besloot hij eerst een rapport in 8-voud op te stellen van hetgeen wat zich voorgedaan had. Dan konden ze hem niets maken. Nadat hij deze rapporten in de Interne Spoed Berichtenbus had gedeponeerd zat zijn dienst er inmiddels op. Mooi 4 overuren verdiend, dus hij kon 's avonds laat om acht uur nog lekker een kopje thee gaan drinken in een cafeetje.

De volgende ochtend trof de vroege portier de heer Krukstra om 8 uur reeds in vol ornaat achter zijn loket. "Hee, krukkie, ruzie met moeders gehad, dan kun je maar beter hier verder slapen" riep hij vrolijk. Een reactie verwachtte hij dan ook niet. Zo ging dat nog een paar dagen door. De beambte aan het loket naast hem zag wel dat zijn rij wat langer was en dat ze af en toe vroegen, waarom zijn collega naast hem geen antwoord gaf, maar dat was niets bijzonders. Na drie dagen kwam een werkster van een commercieel schoonmaakbedrijf, waar de Hoofdcommies mededirecteur van was erachter, dat er met Krukstra wel eens iets ernstigs aan de hand kon zijn. De gemeentearts constateerde in eerste instantie niets ongewoons aan de toestand van Krukstra. Nadat hij hem wat uitgebreider onderzocht had vond hij ook wel, dat de patiënt wel heel erg rustig was en toen hij na een half uur nog geen hartslag had waargenomen, kwam hij tot de conclusie, dat Krukstra was overleden. In het ziekenhuis bleek, dat de heer Krukstra al vier dagen geleden het lichamelijke met het geestelijke had verwisseld. Na 35 jaar hadden ze het verschil niet kunnen zien. "Hij was een groot voorbeeld voor ons allen" sprak een bewogen collega."Wij laten ons nog teveel gaan, als we een klant achter ons loket zien" sprak een tweede. "Hoe kunnen we dit verlies opvangen" vroeg een derde zich af. Ook zijn vrouw had hem al die tijd niet gemist. "Hij werkte wel eens vaker lang over", sprak zij snotterend. De enige, die echt verdriet had, was zijn secretaresse. "Bij mij gooide hij alle remmen los" was haar enige respons. Maar het leven, zelfs dat van ambtenaren gaat door.

Zo kwam het dus, dat Diederik zijn eerste echte officiële loket kreeg toegewezen. Het loket "Aanvragen voor Visvergunningen". Op zijn eigen speciale manier had Krukstra ervoor gezorgd, dat er een stuk minder gevist werd. En als er wel gevist werd, was dit clandestien. Zo vloeide er veel geld in de gemeentekas, omdat elke visser illegaal bezig was; zonder vergunning. En het was nog goed voor de visstand ook. De sportvissers visten zo achter het net. Aan Diederik de taak, om Krukstra te laten vergeten. Die was reeds na een dag vergeten. Behalve door zijn trouwe secretaresse.

"Hij deed er soms vier uur over", zoiets zal ik nooit van mijn leven meer meemaken", vertelde zij snotterend tegen een vriendin. Vandaar de populariteit van de ambtenaren bij de vrouwtjes. Ze moeten toch ergens hun energie kwijt. Die snelle jongens uit het bedrijfsleven laten hun auto gewoon met draaiende motor voor de deur staan, om zo gauw mogelijk weer andere belangrijke dingen te gaan doen. Maar voor dit soort dingen had Diederik geen belangstelling. Slechts zijn ambtelijke carrière telde. Dat Krukstra reeds na een dag vergeten was door zijn collega's kwam door de bovennatuurlijke inspanning van Diederik die eerste dag. Hij gaf de hele dag geen krimp. Niemand aan het loket kon een reactie bij hem veroorzaken. Dit natuurlijk ook ter nagedachtenis aan Krukstra. Maar na deze voor hem nog ongewone prestatie moest Diederik na een bezoek aan de gemeentearts twee weken ziekteverlof nemen. Om weer aan te sterken. Maar na deze twee weken ging de beuk er echt in.

Na deze welverdiende herstelperiode kwam Diederik de eerstvolgende dinsdag, die maandag had hij namelijk een ATV-dag, enthousiast de afdeling op. Handenwrijvend nam hij plaats achter zijn eigen loket.

LOKET 11: VISVERGUNNINGEN

En op de desk stond een heus naamblokje: D.Stoffel. Aan dit bewuste loket stond een paars aangelopen man, die duidelijk de sporen van langdurig naar een dobbertje staren vertoonde. Met een enorme dreun liet hij een stapel formulieren voor de onthutste Diederik vallen. Die schrok daar zo van, dat hij meteen reageerde. "Wat heeft dit te betekenen?" vroeg hij onthutst. "Mijn naam is Dijkstra", brulde de man "en ik vis al twintig jaar in de Oude Gracht en wat denk je? Na 18 jaar kreeg ik een brief van een of andere sufgepikte ambtenaar dat ik mijn onderhavige visvergunning opnieuw moest laten herwaarderen, omdat dit via een wijziging in de wet op de openbare visvangst in een ander daglicht gesteld zou worden. Ik ken die verdomde rotzin al helemaal uit mijn hoofd". "Wat heb ik daarmee te maken", herstelde Diederik zich, "gaat U eerst maar naar loket 5, om een doorverwijzing naar mijn loket aan te vragen". "Mooi dat ik daar al 2O doorverwijzingen voor heb, maar ik laat me nu niet meer wegsturen", donderde Dijkstra. Alle beambten, die op de afdeling van Diederik zaten, werden opeens wakker.

Dit is een van de leuke dingen van het ambtenarenleven: er is altijd wel een opstootje achter een bepaald loket.

Diederik voelde, dat dit erop, of eronder was. Hij pakte de stapel formulieren, die Dijkstra op zijn balie gegooid had, tergend langzaam op en ging daar eens rustig doorheen bladeren. Proces-verbaal en nog een procesverbaal. "Ik constateer, dat deze PVB's nog niet geheel volgens de geldende regels zijn afgehandeld, de aangehechte girobetaalkaarten, die rechtens een wettelijk besluit binnen 1 week dienen te zijn betaald bevinden zich nog steeds aan de onderhavige PVB's", stelde Diederik resoluut vast, terwijl hij een verdedigende houding aannam. "Zal ik jou eens even aan je onderhavige stropdassie achter dat loketje vandaan sleuren? brulde Dijkstra. "Komt U volgende week maar eens terug, als U wat afgekoeld bent" probeerde Diederik de situatie te redden, terwijl hij het bordje GESLOTEN tevoorschijn toverde. "U kunt zich desgewenst aan loket 32, KLACHTEN, vervoegen, maar dan moet U wel erg snel zijn, want ze sluiten over vijf minuten" wist Diederik nog uit te brengen. Terwijl hij onder zacht applaus tussen de bureaus doorschreed droop Dijkstra af naar het klachtenloket, dat net dichtging. Dit was de eerste kleine triomf van onze held.

Miepie Vogelaar, een 18-jarige uitzendkracht, had dit tafereel met rode wangetjes gadegeslagen. Miepie was namelijk via een uitzendbureau als typiste op deze afdeling tewerkgesteld. Er stond een bureau, met daarop een typemachine leeg. Dat was geen gezicht. Aangezien Miepie 3O aanslagen per minuut kon werd zij daar "tewerkgesteld". Aan die 3O aanslagen kwam zij in de praktijk nooit toe, maar het oog wil ook wat, want haar benen mochten er zijn. Dit verhoogde de arbeidsprestaties op de afdeling, want als zij voorbijliep schrok iedereen, van aankomend subcommies C tot commies A-derde klasse, wakker. De volgende dagen verliepen als een droom voor Diederik. Dromend zat hij achter zijn loket en zelfs de mooie benen van Miepie die wel heel verdacht vaak voorbijkwamen konden hem niet tot de realiteit terugbrengen. Zijn directe superieur, de Commies Sloksma, een Groninger van huisuit, was zelfs laaiend enthousiast. De klanten kregen totaal geen poot aan de grond. Ze konden schreeuwen, gillen, met de vuisten zwaaien voor het loket, Diederik bleef dromerig voor zich uit staren. Zo werd Diederik op donderdagmiddag laat, om 14.15 uur, vlak voor het weekend bij Sloksma ontboden.

"Wel, mien jong", sprak Sloksma opgeruimd, "je mag me Luppo noemen". "Waarom mag ik je Luppo noemen", vroeg Diederik slaperig, want de werkweek zat er zo'n beetje op en dat gaat je niet in de kouwe kleren zitten. "Omdat ik Luppo van mijn voornaam heet", sprak Sloksma. "Oh" wist Diedrik uit te brengen. "Jij laat je door niets uit je balans brengen, zelfs niet door Miepie en dat heeft mij doen besluiten om je voor te dragen voor promotie", sprak Sloksma plechtig. "Oh", zuchtte Diederik. "Geweldig, dit enthousiasme", vervolgde Sloksma, "je krijgt binnenkort, als ik het er door kan drukken het loket "Aanvragen voor bouwvergunningen", want de heer Beun, die er nu zit, heeft drie weken terug een vergunning uitgegeven voor het bouwen van een konijnenhok in een achtertuin. We mogen ons als ambtenaar niet laten gaan. Niet sentimenteel worden als er belangrijke beslissingen genomen moeten worden en alle steekhoudende argumenten van de klant zullen terstond van tafel geveegd worden". "Wakker worden", schreeuwde Sloksma "ik ben ja geen klant". "Uhhu" zuchtte Diederik. "Je zult er spoedig meer van horen, je valt zelfs in slaap terwijl je carrière besproken wordt, jij bent een natuurtalent" beëindigde Sloksma het gesprek. Na vijf weken werd Diederik inderdaad overgeplaatst. Zijn collega Beun werd weggepromoveerd naar "Aanvragen voor Fietsvergunningen", een nog nieuw op te richten afdeling, waar hij voorlopig geen kwaad kon doen. Zo'n uitgegeven bouwvergunning wordt je door je superieuren zwaar aangerekend.

Deze sprong omhoog ging Diederik niet in de kouwe kleren zitten. Uiteraard werd zijn maandelijkse besomming aangepast. In de volksmond noemt men dit "salaris". Inplaats van zijn dagelijkse boterhammetjes met pindakaas als lunch, die zijn oude moedertje 's ochtends vers voor hem klaarmaakte, mocht hij zijn lunch gebruiken in de kantine voor middelbaar personeel en voor lager personeel, dat tegen het middelbare aanleunde. Om alvast aan het idee te wennen, dat hij in de toekomst ooit eens middelbaar zou zijn. Ze laten daar niets aan het toeval over. Eenieder komt beslagen ten ijs. Behalve Diederik, die had echt wel een bliksemcarrière achter de rug. Van het visloket, rechtstreeks naar de bouwvergunningen. Daar staat gemiddeld 5 jaar voor. Hij was die eerste gedenkwaardige dag zo zenuwachtig, dat hij na 1O minuten zijn eerste klant al, hoewel per ongeluk, toch antwoord gaf.

Een aantrekkelijke dame van zo rond de dertig en smaakvol gekleed, zo te zien van goeden huize, stond daar met een aanvraagformulier voor het bouwen van een prieeltje in haar rozentuin. Een zogenaamd "Rozenprieel". De voorgaande loketrondes had ze door haar personeel laten doen en na een jaar van ronddolen in de bekende molen, hadden ze eindelijk alles rond voor de grote finale: Een heus formulier om dat prieeltje officieel te kunnen aanvragen. Ze keek Diederik al 1O minuten recht in de ogen. Dat was hij niet gewend. "Mag ik misschien een fractie van Uw kostbare tijd" vroeg de dame, terwijl ze koket met haar wimpers knipperde. Dit overrompelde Diederik volkomen. Zoiets had hij nog nooit meegemaakt aan zijn visloket. Daar stonden altijd van die weerbarstige types, die ondanks het rookverbod, toch zware shaggies draaiden. En als ze spraken, kwam er vaak een bierwalm op hem af. Nu rook hij een geraffineerd vleugje parfum, dat hem deed duizelen. "Jja, ja natuurlijk", stamelde Diederik. Achter hem hoorde hij "Ach, Ojee, hij gaat er onderdoor", van zijn collega's die van achter hun bureau deze "wonderboy" nauwlettend in de gaten hielden. Ook Sloksma kon zijn teleurstelling nauwelijks bedwingen. "Dit is nu een typisch voorbeeld van jeugdige onbedachtzaamheid", sprak hij plechtig tot zijn ademloos toekijkende ondergeschikten. "Hij is te vroeg voor de leeuwen gegooid", sprak Sloksma, terwijl hij resoluut naar het loket van Diederik beende. Diederik opzij duwend, vertelde hij de verbaasd kijkende dame, dat zijn collega onwel geworden was en dat ze de volgende dag maar terug moest komen. "Dit pik ik niet, mafketel", krijste de "dame". "Ik zit namelijk bij de vrouw van de gemeentesecretaris op de bridgeclub". Dit muisje zou dus een staartje krijgen. Diederik ging na deze voor hem zo enorme afgang een tijdje aangepast werk doen.

Hij moest weer helemaal terug naar af. 's Ochtends zat hij op zijn oude afdeling visvergunningen de verlopen vergunningen in een kaartenbak te sorteren en 's middags volgde hij een cursus over het omgaan met stress. 's Avonds zat hij stilletjes in een hoekje van de kamer. Zijn welwillende ouders probeerden hem tevergeefs op te beuren. Elke avond maakte moeder Aaltje een van lievelingsgerechten klaar maar hij zat maar wat met zijn vork in het verrukkelijke eten te prikken. Hij ging er duidelijk onderdoor. Tot overmaat van ramp moest hij na een paar weken bij Sloksma op kantoor komen. "Ik heb ja een officiële berisping gekregen van de secretaris, over dat geintje met dat vrouwspersoon van dat prieeltje", gromde Sloksma. "Daar gaan ja mien promotiekansen, dat mens heeft op de bridgeclub hierover bij de vrouw van de secretaris geklaagd, en jij wordt overgeplaatst naar de afdeling "Aanvragen voor fietsvergunningen". Daar bleek een oude bekende, de heer Beun, zich al opgewerkt te hebben als chef van het geheel.

"Zo, Diederik", sprak de heer Beun lijzig, toen Diederik zich daar meldde, "Wat is de wereld toch klein". "Jij moest zo nodig mijn baantje overnemen bij bouwvergunningen, maar ik ben niet haatdragend hoor". Een half uur bleef Beun hem rustig aankijken. "Ik heb wel een leuk baantje voor je: er staat daar een bureau en daar staan twee bakjes op: IN en UIT. Jij komt onder juffrouw Pielkens te werken, die aan dat bureau voor jou zit en juffrouw Pielkens is een veeleisend vrouwtje dat snel resultaten wil zien". "In tegenstelling tot alle andere vergunningen, is het de bedoeling, dat deze vergunningen wel uitgegeven worden. Fietsen is namelijk milieuvriendelijk en tast de ozonlaag niet aan". Op dat moment kwam juffrouw Pielkens het kantoortje binnendenderen. Daar schrok Diederik wel even van. Hij schatte haar zo rond de veertig (jaar) en rond de honderd (kilo).

"Zo", gromde ze, "ben jij nu die beruchte Stoffel? Ik ben hier door een speciale commissie benoemd om eens flink de bezem door deze afdeling te halen, de voorzitter van deze commissie is tevens mededirecteur van een rijwielfabriek, waar ik twintig jaar gewerkt heb". Diederik zakte langzaam maar zeker steeds dieper weg in zijn stoel. Hij had wel eens iets gelezen over de keiharde mentaliteit in de zakenwereld. Maar dit was altijd ver van zijn bed geweest. Nu waren ze al binnen de door hem zo veilig gewaande muren van het stadhuis binnengedrongen. En vergunningen verlenen: zoiets doe je toch niet als rechtgeaard ambtenaar? Maar de enige manier om ooit eens terug te komen op zijn eigen vertrouwde terrein was: meehuilen met de wolven in dit bos.

 Langzaam, zoals gewoonlijk kwam Diederik overeind vanuit zijn weggezakte positie. "Juffrouw Pielens, ik sta volledig achter Uw beleid", sprak hij ferm. "Mijn naam is Pielkens", schreeuwde ze als antwoord "en ik heb in mijn lange leven al genoeg dubbelzinnige onbenulligheden gehoord over mijn naam, dit is voor jou de eerste en de laatste keer, dat je mijn naam verbastert!". "Jawel, juffrouw Piepkens", stamelde Stoffel. Gelukkig greep de heer Beun op dit moment op tijd in, want juffrouw Pielkens begon paars aan te lopen en hij suggereerde, dat Diederik maar naar huis moest gaan om dit alles rustig op een rijtje te gaan zetten. Thuis gekomen vertelde Diederik dit alles met horten en stoten aan zijn verbouwereerde ouders. "Zo zout heb ik ze nog nooit gegeten" baste de oude Stoffel. "Ik zal meteen naar de bond bellen", stelde moeders Aaltje voor. Dit betekende het einde van een veelbelovende carrière, die zo mooi had kunnen zijn. Hij zou het ongetwijfeld tot staatssecretaris voor visserijzaken geschopt hebben.

Jos Komen

Dit verhaal staat op www.scheepspraat.nl