Het waargebeurde verhaal van twee leerlingen van de ‘Oranje Nassau’ in Delfzijl.

Van Ed Bartels

 

Het begon allemaal per ongeluk tijdens het studieuur. Jacob Hoekstra en ik hadden uitgevogeld, dat je gemakkelijk er tussen uit kon knijpen tijdens het studieuur en de vrije tijd die er op volgde. De eerste en tweede –jaars zaten dan gezamelijk huiswerk te maken en dan was het lekker druk in de eetzaal waar her en der groepjes jongens zaten te werken of te kletsen onder toezicht vanuit het door een glaswand gescheiden kantoortje van de bootsman.

Die laatste had het altijd ergens druk mee dus was even weglopen naar de toilet of slaapzaal niet opvallend.

We spraken af dat we de volgende avond er even tussen uit zouden knijpen, de haven in en een bezoek brengen aan de ‘Diannel’, een coaster waarvan we wisten dat ie de avond erop nog in de haven zou liggen.

En zo gebeurde het de volgende avond dat we om de beurt naar de slaapzaal liepen en ongezien door het raam op de Roggekampweg belandden. ‘He, een lekker spannend gevoel van die verworven vrijheid, hup naar de haven’

De Diannel lag er inderdaad nog  te pruttelen met de lichtmotor bijgezet. Het achterste luikhoofd was al zeeklaar gemaakt en op het voorluik lag nog een sektie luikplanken met een pressening er overheen. Daar kwam nog een restje lading karton in voor ze de volgende morgen naar Engeland zou vertrekken.

We kenden de gang van zaken aan boord van het schip goed. We kenden de bemanning en waren iedere week in onze vrije tijd aan boord te vinden. Het schip voer in lijndienst met karton van Delfzijl op Goole, week in week uit.

We klauterden aan boord staken ons hoofd door de deuropening naar de verblijven en riepen naar beneden ‘ Is er iemand aan boord’ ?

‘ Ja...... kom maar naar beneden’ ! Het was Tinus de matroos die nog aan boord was en boordwacht had. We kregen een pilsje, heel stoer, want die kreeg je normaal niet op onze leeftijd. We hielden de tijd goed in de gaten zodat we op tijd weer op school waren waar we de slaapzaalraam hadden laten aanstaan om voor het naar kooi gaan weer braaf aanwezig te zijn. Perfecte timing vonden we.

Na twintig minuten, ruim een half uur voor we terug zouden gaan, klonk er een bekende stem.

‘Zijn hier twee knapen van de Oranje Nassau aan boord’?

Dat was de stem van bootsman Hageman. Ze hadden ons daar op school dus gemist en gezien de bootsman wist dat Jacob Hoekstra en Ed Bartels onafscheidelijk waren en altijd op de Diannel zaten als die binnen lag was het voor hem een klein rekensommetje om te weten waar we waren. Dus...’ Zijn er twee jongens van de Oranje Nassau aan boord’?

Wij schudden nee, tegen Tinus en Tinus riep in het trappengat’ Nee’!

‘Wil je tegen ze zeggen als ze dadelijk hier opduiken, dat ze onmiddelijk zich bij mij melden’? ‘ OK’! riep Tinus en tegen ons,’ nou, ik denk dat je nu beter naar school kunt gaan’!

‘ Ja misschien wel ja’! We waren het er mee eens, dus gingen we,toen het pilsje leeg was naar boven en ik keek eerst even voorzichtig om de opbouw heen en ja hoor! Bootsman Hageman stond een stuk verder op de kade met zijn fiets te posten waarschijnlijk in de veronderstelling dat wij ieder moment konden opdagen . Wat kende die man zijn leerlingen goed,zeg!

Alsof het was afgesproken slopen we onder beschutting van de opbouw het gangboord in naar voren. Doel, het kabelgat. Dat lukte, hij zag ons niet. Had hij dat maar wel gedaan, want hier begon ons hopeloos avontuur pas echt.

We hadden een tijdje in het kabelgat gezeten en gingen eens kijken of de boots al vertrokken was. Die was weg. Wat nu, terug naar school en daar maar zien wat voor straffen op zoiets stonden. Zes keer slaapzaal bestrooid met zaagsel vegen? De eetzaal erbij? Minstens een paar weekenden binnenblijven. Nou ja, het moest dan maar. We besloten terug te gaan. Maar toen Jacob zijn hoofd voorzichtig boven het kabelgatdeksel stak om te zien of de kust nog vrij was, was er juist een vreemd persoon bij het schip gearriveerd en riep of er iemand aan boord was.

Tinus kwam boven en stond de man te woord.Wij dus afwachten. De man ging weer en toen hij verdwenen was glipten we naar de hut van Tinus.

Tinus was nu echt bezord om ons en vroeg of wij van de pot gepleurd waren en onmiddelijk naar school moesten want die man van daarnet was van de politie en had de opdracht naar ons uit te kijken. En hier aan boord konden we niet blijven, daar kwam nog bij dat de Diannel nog wat lading kreeg en morgen vroeg zou vertrekken bij hoogwater.

Dat de man van de politie was daar schrokken we erg van. Mijn opa zat ook bij de politie, ik wist hoe streng die kon zijn en ze zouden van hier ons avontuur naar hem overbrieven natuurlijk. In werkelijkheid gebeurt dat nooit zo natuurlijk, maar ja ik was pas veertien jaar en was altijd vol ontzag voor ouderen en zeker als ze van de politie waren. Jacob zat het ook niet lekker, dat zomaar terug naar school gaan. We keken elkaar op de kade aan en als een gedachte wisten we het, we gaan mee naar Engeland en daar zagen we dan wel verder. Waar verschuilen verstekelingen zich normaal? In een reddingboot. De Diannel had er maar een en die stond op het achterdek in vaarrichting, goed met een pressening afgedekt. Als een  man wij weer aan boord en aan de havenzijde de pressening los gemaakt, en toe er voorzichtig in geklommen. Maar als je in de sloep zit kun je aan de buitenkant de pressening niet dichtmaken maar dat deed Jacob zo goed mogelijk toch een beetje en daar lagen we dan, wachtend op de volgende morgen en het vertrek naar Engeland. We hadden tijd genoeg om te berekenen hoe lang het schip erover zou doen om het punt te komen waar de loods van boord zou zijn op de Eems, daarna konden we tevoorschijn komen en zou het schip doorvaren naar Engeland. Dat had de kok van het schip ook eens geflikt toen hij zijn meisje vanuit Engeland had meegesmokkeld. Veel plezier heeft hij echter niet van zijn liefje gehad want zij werd meteen op zijn kosten op de trein en veerboot terug naar Engeland gezet. Ja,ja, we kenden al die verhalen en waren er zeker van dat het ons wel zou lukken.

Het was koud die vroege voorjaarsmorgen . Er was wat wind komen opzetten en dat zorgde ervoor dat we de flapperende pressening af en toe goed naar beneden moesten houden, anders zou het iemand op kunnen vallen. Wachten wachten en rillen van de kou en nauwelijks geslapen. Plots was er her geluid van de hoofdmotor en hoorden we het gerommel met staaldraden om ons heen. ‘We gaan lijkt het wel’! stelden we vast. Dat alles werd nog eens sterk bevestigd toen we drie korte stoten op de scheephoorn hoorden,’ik sla achteruit’ En inderdaad, we voelden de sterke trillingen van het schip, ten teken dat we achteruit voeren. Stop, vooruit.We hoorden aan het schroefwater dat ze nu vooruit voer, dus de haven uit. Dan zou zo dadelijk een langgerekte stoot op de hoorn duidelijk maken dat we op de Eems zaten en dan maar wachten.Maar waar bleeft de stoot, die kwam niet....!Dan maar even onder het zeilkleed doorkijken om te zien of we al op de Eems zaten, misschien blies de Diannel wel helemaal niet?

‘ Oei ‘ !! We keken recht in het gezicht van de stuurman die al even verbaast was ons te zien.

‘ Wat voor de duivel doe jullie hier’? Ga eens als de sodemieter naar jullie school, heel Delfsiel is jullie aan het zoeken, ja!

‘Maar maar zitten we dan niet op de Eems naar Engeland’?

‘Nee, ah ik voel ‘m al, jullie wilden mee naar Engeland en je hoorde de motor en die hoor je nog. Maar dat komt omdat we moesten verhalen, nog een beetje lading en dan zouden we meteen gaan, vandaar dat de motor nog bij staat’!

We klommen uit de sloep, maakten de pressening helemaal model met slipsteken weer dicht, ja, we leerden toch wel veel op school en zeiden tegen de stuurman dat we dus nu naar school gingen. Intussen was de hele bemanning op het achterdek gearriveerd en vermaakten zich kostelijk over ons stuntelig avontuur. Kapitein Pieterman zei ons nog dat we gewoon een passage konden boeken als we mee naar Engeland wilden.

Wij dus terug naar school, maar niet rechtsstreeks. We gingen via het ‘Aquarium’ bij de dijk op weg naar Friesland ware het niet dat een wat oudere man op de fiets ons tegemoet fietste en ons vroeg of wij op de Oranje Nassau zaten. Na een vergeefse poging dit te ontkennen moesten we achter hem aanhollen naar school . Hij was van de politie en bracht ons terug naar school. Drie weken binnen blijven, iedere dag corvee en in het weekend zaagsel over de lemen vloeren en vegen maar. Nog redelijk mild, maar daar had je ‘pa Jansen’ voor.Die goeie man is me met boots Hageman altijd als een prettige herinnering bijgebleven

Een week later zaten we s’nachts in een ‘ geleend’ roeibootje echt op de Eems, om over te steken naar Emden. Maar helaas onze tijberekeningen klopten niet helemaal, of liever helemaal niet want met een knots zaten we vast op de Paap. Gelukkig maar anders waren we met de ebstroom mee naar Borkum getrokken. Dus weer terug naar Delfzijl, onder de marechaussee door het lekke bootje weer afmeren in de jachthaven tegenover de P.A.Koerts.

Maar van dit laatste avontuur heeft nooit iemand iets van gemerkt want we zijn ongezien terug op de slaapzaal kunnen komen, maar ja, straf hadden we toch al.