In 1971 lagen we met de bulkcarrier 'Voorne' in Bandar Shapur  om 18-duizend ton graan te lossen.

Het graan hadden we in Fremantle, West Australië in 24 uur geladen maar het lossen hier duurde 3 maanden.

Het graan werd in zakken geschept en door gammele vrachtwagens, die vaak niet op kwamen dagen, afgevoerd. 

Het was overdag meer dan veertig graden in de schaduw en in de nacht daalde het kwik tot 35 graden, maar gelukkig hadden we airconditioning.

Het was zaterdagavond en daar er in Bandar Shapur geen uitgaansleven was, zaten we aan de bar een potje bier te nuttigen.

We hadden sinds ons vertrek uit Australië zes weken geen vrouw meer in levende lijve gezien, 's middags waren er echter twee stewardessen van een Noors schip op de kade gesignaleerd.

In een normale situatie aan de wal zou je geen aandacht aan ze geschonken hebben, zeker niet bij daglicht.

De situatie lag nu duidelijk anders; die stewardessen vormden deze avond het belangrijkste gespreksonderwerp aan de bar en volgens de 3e wtk liepen hun benen door tot tot aan de oksels 

De matroos van de wacht kwam binnen met de mededeling dat er bezoek was.

"Dat zijn vast die Noorse Spetters," zei de vierde WTK hoopvol, maar het bleken twee Duitsers te zijn van de 'Brandenburg', die een paar uur geleden achter ons was komen liggen.

Ze stelden voor om de volgende ochtend een voetbalwedstrijd tegen ze te spelen.

Het was 1971, nog voor de beruchte WK-finale van '74, maar Nederland-Duitsland op een hobbelig zandveld in de bloedhete woestijn klonk niet erg aanlokkelijk.

Ik ging in gedachten de bemanning eens langs; als je tegen Duitsers wil gaan voetballen moet je natuurlijk niet bij voorbaat kansloos zijn.

We boden ze een biertje aan en een van hen ging even weg om terug te komen met een paar flessen Bommelunder, een pittige Schnaps.

Voorzichtig probeerden we een glas en kregen deskundig advies om dit goed weg te spoelen met veel bier.

Sinds twee weken hadden we een geheel nieuwe Indonesische bemanning, vandaar dat ik nog niet veel van ze afwist en zeker niets van hun voetbalcapaciteiten. Ik besloot even naar beneden te gaan en aan de Indonesische bootsman te vragen of er voetballers tussen zaten en hij antwoordde dat ze allemaal wel eens tegen een balletje hadden getrapt. Klonk redelijk.

De Duitsers bleken een volledig Duitse bemanning te hebben; ze konden wel drie Mannschaften opstellen. Als ze in ballast voeren voetbalden ze dagelijks in een leeg ruim.

De sport die wij beoefenden was tafeltennis en wat voetballen betreft: daar praatten wij alleen maar over. We namen de uitdaging ondanks alles toch aan, die Bommelunder gaf je in ieder geval zelfvertrouwen.

"Ich habe als kleine Junge viel Putjepingel gespielt, deshalb bin ich der Führer von unsere Manschafft", vertelde ik Horst, mijn Duitse collega. Nadat ik hem had uitgelegd wat putjepingel precies inhield, begon hij al in een overwinningsroes te verkeren. Met het voetballend vermogen van mijn collega's was het verder droevig gesteld.

Terwijl wij de flessen Bommelunder soldaat maakten, namen onze gasten afscheid met de mededeling dat om tien uur de aftrap zou plaatsvinden, omdat het later op de dag te heet zou zijn om zelfs maar aan voetbal te denken.

Gelukkig lag het voetbalveld niet ver van het schip af.

Al mijn hoop was natuurlijk op de Indonesische matrozen gevestigd; ze waren klein en mager, maar wel lenig.

"We gaan met een DDubele SStopperspil spelen, moet wel tegen die Moffen, want ze hebben veel meer wedstrijdritme," sprak ik na mijn zoveelste Bommelunder. Jawel, inderdaad had ik het in 1971 al over wedstrijdritme! "Die dikke hofjood gaat in het doel staan, die hoeft zich alleen maar in de baan van het schot te werpen, die lange 5e Wtk gaat oorlog maken in de zestien de 3e stuurman en de 4e WTK vormen het hart van de verdediging. Zelf speel ik met nummer tien en ben de spelverdeler en regisseur op het middenveld. De overige plaatsen worden opgevuld door Indonesiërs."

Om drie uur 's nachts zat ik nog met een vel papier vol met pijltjes en cirkeltjes de tactiek te bespreken.. Toen had ik uiteraard nog nooit van Linke Loetje en Cootje Cadootje gehoord, ik was voetbaltactisch mijn tijd ver vooruit! Ik zat zelfs nog even aan een "Kerstboomopstelling" te denken. Met de dubbele stopperspil werd in de jaren 50 door EDO gespeeld. Twee nummers vijf, die alles wat binnen de zestien kwam er resoluut weer uitschopte.

De volgende ochtend werd ik om negen uur met een zwaar hoofd wakker van allerlei ongewone geluiden op de kade. Vanuit mijn kooi had ik uitzicht op de kade en tot mijn grote verbazing zag ik dat zo'n 20 Duitsers zich warm liepen, terwijl het al 35 graden was. Korte heftige sprintjes, armen en benen loszwaaien, opdrukken en nog meer van dit soort vreemde capriolen.

Ik ging van ellende maar weer gauw liggen.

"Mata sapi goreng, meneerr." sprak de steward die me ontbijt in de hut kwam brengen omdat ik te laat was om aan tafel te gaan. 

"En de hofmeesterr zorgt voor koud bier en frisdrank voor bij de voetbalwedstrijd."

Na een stevig ontbijt en een nog redelijk koude douche ging ik op zoek naar mijn medespelers, maar de Bommelunder had flink huisgehouden. Zelf hadden die Duitsers er geen druppel van gedronken. Gelukkig waren er 15 Indonesiërs in voetbaltenue op de kade bezig en wat ze lieten zien zag er voetbaltechnisch goed uit. Mijn 5 Nederlandse collega's daarentegen zagen er niet zo okselfris uit. Onze 2e Wtk zou gelukkig als scheids fungeren en gezamenlijk begaven we ons richting voetbalveld.

Het veld was nog erger dan dat van de ArenA, want hier was helemaal geen gras. Elk contact met het veld veroorzaakte een levensgrote stofwolk. We besloten met alle beschikbare Hollanders in de basis te starten en deze geleidelijk te laten vervangen door Indonesiërs.

Ik ging nog even in conclaaf met Horst, de aanvoerder en sprak met hem af waar we om zouden spelen: De verliezende ploeg zou 10 dozen koud bier voor gezamenlijk gebruik na afloop beschikbaar stellen, te nuttigen op het verliezende schip, die mochten dus met de onvermijdelijke puinhoop opgezadeld worden.

Voor de afrap kreeg ik nog een vaantje van de "Brandenburg" zelf had ik iets dergelijks natuurlijk vergeten.

De Duitsers gingen uiteraard voortvarend van start met veel fysiek geweld. Bij een van die Duitse aanvallen riep de 4e Wtk opeens: "Daar lopen die Noorse Stewardessen". Toen was onze verdediging even niet bij de les en prompt scoorde Duitsland 1-0.

Toen die Noorse stukken langs de zijlijn gingen staan werd het nog erger, want die moffen gingen zich extra lopen uitsloven, terwijl onze verdedigers met open monden naar die vrouwen stonden te staren. Gelukkig lag die dikke hofmeester steeds goed in de baan van de bal.

Na een lange uittrap kreeg ik voor het eerst de bal, ik maakte het leder op onnavolgbare wijze dood, verschalkte een te ruw inkomende Duitser en gaf een slim steekpassje aan de mee opgekomen Indonesiër die vervolgens met een fantastische schijnbeweging drie Duitse verdedigers het bos instuurde en met een fraaie lob de keeper verschalkte. De Noorse stewardessen juichten hartstochtelijk met ons mee, dat hadden we nu net nodig. Alleen die twee grote Noorse kleerkasten, die naast ze stonden deelden dat enthousiasme niet erg....

De volgende Duitse aanval werd door hun spits huizenhoog over en mijlenver naast geschoten, dus we wachtten rustig aan de zijlijn tot de bal terug zou komen en namen een frisje of een kouwe klets, terwijl er een Arabisch jongetje achter die bal aanging. Maar de bal en dat jongetje werden steeds kleiner en tenslotte verdwenen ze samen achter een heuveltje om nooit meer terug te komen. De andere jongetjes verklaarden dat dit jongetje nooit had willen deugen en dat zij zoiets nooit zouden flikken.

Gelukkig hadden de Duitsers nog wat reserveballen, want bij de volgende bal die naast ging gebeurde precies hetzelfde, weer een ballenjongen die er met bal en al vandoor ging. Deze taak werd nu overgenomen door de Duitse reservespelers.

De Noorse kleerkasten hadden inmiddels die bloedmooie stewardessen mee terug aan boord genomen.

De Duitsers kregen nu wel echt last van de warmte, wij ook dus in de tweede helft stonden er elf Indonesische baltovenaars tegenover elf door de hitte bevangen Duitsers. 

De Hollandse Bommelunderdrinkers van die nacht zagen onder het genot van een koud pilsje de Duitsers, die vroeg naar hun kooi waren gegaan weggespeeld worden door de tactisch niet sterke, maar technisch bekwame en productieve Indonesiërs.

Holland-Duitsland eindigde in 6-4. Met een feestje na afloop op de "Brandenburg" helaas zonder Noorse stewardessen, maar met de lekkerste saté van de wereld, aangeboden door het winning team.

Jos Komen