Hebbiewellis (4)

 

 

Hebbiewellis…vette karbonades gegeten ..??

Mijn verlof liep eind april op zijn eind en ik kreeg een telegram met het verzoek het kantoor van Radio Holland in Rotterdam te bellen. Of ik op 20 april maar naar Bolnes wilde gaan om de Merwede over te nemen. De Merwede van Maatschappij Houtvaart lag voor reparaties bij Boele Bolnes. Het bleek een schip met een historie te zijn. In 1940 gevorderd door de Duisters heeft het 5 jaar voor de Kriegsmarine gevaren en werd beschadigd teruggevonden in de Oostzee.

In 1962 maakte ik twee reizen op dit bijzondere schip, met een Hollandse bemanning aangevuld met Kaap Verdianen en een Turkse bediende. In 6 maanden had ik genoeg mee gemaakt om de volgende verhalen daarover te vertellen. De Inspecteur van R.H. die mij de apparatuur in de radiohut demonstreerde, moest na afloop nog even bij de portiersloge telefonisch doorgeven dat alle problemen opgelost waren. De klachten over lekkage in de radiohut waren tijdens de doktijd verholpen. De conservenblikken en het plastic over de apparatuur konden worden opgeborgen. Het was trouwens geen lekkage, het was condens, werd ons verteld door meneer Vinke, de reder zelf. De dekken die gelekt hadden waren behandeld met een nieuwe, tropenbestendige bitumen en het onderdekse in radiohut en kaartenkamer waren nu bespoten met een bruine kurklaag.

Ik wachtte buiten bij de portier en zag een groot aantal dokwerkers in blauwe ketelpakken op klompen met onder hun arm een broodtrommeltje geklemd, zich zo onopvallend mogelijk richting uitgang bewegen. Ruggen tegen de muur en achteloos naar de lucht kijkend. Toen om 12.00u een sirene aangaf dat het lunchtijd was, brak er een oorverdovend lawaai los. Uit alle hoeken en gaten kwamen blauwe ketelpakken op klompen naar de uitgang gestormd. Het houten geklos hield daar niet op maar bleef doordenderen tot deze horde de kantine, 50 meter verderop had bereikt, aan de andere kant van de dijk. Daar waren kennelijk een paar stoelen en tafeltjes tekort. Ik nam me voor nooit aan de wal te gaan werken als ik zo moest gaan lunchen.

Uitgezwaaid door familie en verkering voeren we de volgende dag door de Maasbruggen naar zee. In Antwerpen zou de eerste lading worden ingenomen.

Een foto van die doortocht, het voorschip van de Merwede passeert de Koninginnebrug met op de achtergrond De Hef, resulteerde later in een mooie pentekening van mijn neef Marco. Op een tweede foto is de opbouw van de Merwede zichtbaar. Helaas is deze foto met een minder vaste hand genomen door mijn verkering. Tonny dacht toen nog dat ik minstens voor 3 maanden weg zou blijven. Gearriveerd op 23/4 in de Scheldestad ben ik echter gelijk op de trein gestapt en terug naar Rotterdam gegaan om nog extra dagen verlof te hebben met mijn meisje. Vertrek op 26/4 van Antwerpen naar Hamburg waar een weeklang werd geladen.

’s Avonds kwamen we op de Reeperbahn in het Zillertal terecht. Aanbevolen door de derde stuurman, die ook nette verkering had in Nederland. Hij gaf portier Heinrich een hand en met een "Bisst du wieder da" werden wij binnengelaten. Voor de kassa een hele rij Duitsers, die uit bussen kwamen en entree moesten betalen, om in deze Beierse tent, waar wel 500 man inpasten, te kunnen kijken hoe zeelieden uit alle werelddelen zich in Hamburg kwamen vermaken. Dat vertelde Heinrich tenminste. Wij als echte zeelieden mochten dus gratis naar binnen.

Een Tiroler orkest in ‘lederhosen’ speelde muziek die mooier werd na een paar pilsjes. En dan geen kleintjes pils maar uit Beierse glazen met een handvat. Gebracht door Tiroler dames die wel 10 van die glazen, geklemd in hun armen, tegelijk konden brengen. Het recept voor een gezellige avond was dat er stevig bier werd gedronken en meegezongen bij de nummers van het orkest. Dat begon zittend aan je tafel en inhakend bij je buurman of buurvrouw. Om 21.00u gebeurde dat staande op de stoelen en banken en om 22.00u mocht dat bovenop de tafels. Alles gemaakt van massief eikenhout en dat kon er ook allemaal tegen. Rond 23.00u hingen er een paar van ons in de lampen, die daar ook al op berekend waren. Het waren wagenwielen met vier lampen erop die met kettingen aan de balken hingen. Aan het eind van de avond nog een pilsje voor Heinrich om er een volgende keer weer gratis in te komen en met een ferme hand verlieten wij het feestgedruis. Op de terugweg pakten we nog een paar stokjes sjasliek en waren rond middernacht terug aan boord.

Maar iedere avond naar de Reeperbahn ging ook vervelen en we bleven aan boord om te kaarten. Het enige echte klaverjas: Rotterdams !!! Er werd gezellig en goed gekaart maar tegen tienen begonnen we ons wat flauw te voelen. De wal op met de Jollenführer om sjasliek te gaan halen was niet nodig, de 3e wtk had een veel beter idee. Hij had voor de vriescel een half varken gezien dat daar hing te ontdooien. De sleutel van de kombuis haalde hij wel even uit de hut van de chefkok. Die lag, uitgeteld van een paar borreltjes, op zijn sofa slaap in te halen.

Een kwartiertje later draaide de kombuis op volle toeren. Geen witgemutste koks maar een aantal machinisten die de oven met grote ronkende vlammen aan de praat hadden gekregen. Met slagermessen werden er magere stukken uit het varken gesneden. Zo vakkundig dat het later nauwelijks te zien was. De stokjes dampende saté met pindasaus die daarna werden gebracht, smaakten prima. Toen later op de reis bij de witlof vette karbonaden werd opgediend, klaagden alleen de stuurlieden over het weinige magere vlees dat er aan zat, maar die hadden dan ook niet geklaverjast in Hamburg, die moesten toen laden.

Via Rotterdam en Duinkerken voeren we naar Dakar om te bunkeren. In Dakar kwam er rond middernacht scheepspost aan boord. Heel teleurstellend slechts één brief voor de hele bemanning. Maar gelukkig was die wel voor mij. "Echte verkering zeker ??" werd mij gevraagd. Dat dacht ik wel!!. Na een paar uur bunkeren vertrokken we naar Freetown, Sierra Leone. Bij aankomst daar op 19 mei hing ik op de onderbrug over de reling te kijken hoe de trossen naar de wal gingen en we langzaam tegen de kant aankwamen. Dit was dus echt Afrika, een ander werelddeel. Op de wal geen blanke te bekennen, alles wat er rondliep was zwart. Dat was toch even wennen.

De reis op West Afrika was nu echt begonnen. (wordt vervolgd)

Frans Willemse - fwa.willemse@worldonline.nl

Gebouwd in 1940 bij Vuyk & Zn in Capelle a/d IJssel (656). Grt 5355 – dwt 9440 Was aan het begin van de 2e wereldoorlog nog in aanbouw, werd gevorderd door de Duitsers en herdoopt in "Gotha". Het was in 1943 een doelschip bij de Duitse onderzeedienst en werd op 16-4-45 beschadigd door een Russische onderzeeboottorpedo in de Oostzee bij Rixhoft. In mei ‘45 teruggevonden te Christiansö. In okt ‘45 terug naar Vuyk voor herstelwerkzaamheden. Op 1 mei 1946 weer in de vaart onder Nederlandse vlag als ’Merwede’.(PFYW)