Hoofdstuk 9 

Smit-Lloyd 41

Medio jaren zeventig kwam het voor,dat Smit Internationale mensen over had, en dat ze bij Smit Lloyd mensen te kort kwamen.
Het logische gevolg hiervan was natuurlijk dat er mensen werden uitgewisseld.
Zo kwam ik dus op de Smit-Lloyd 41 terecht.
Die lag in Punta Arenas, waar ze assisteerde bij het booreiland “Diamond M Nugget”, samen met haar zusterschip de 43.
De boorlocatie was ruim een dag varen van de haven van Punta Arenas, in de eerste nauwten aan de oostelijke ingang van straat Magelhaes.
Samen met de eerste machinist vloog ik vanaf Schiphol, via Curaçao, Rio de Janeiro en Santiago naar de zuidelijkste stad ter wereld.
Dit nam twee dagen in beslag. We overnachtten in het meest luxe hotel dat ik tot dan toe ooit gezien had, het Carrera-Sheraton Hotel in Santiago
Dit was een oud hotel uit de jaren twintig, wat nog helemaal in de oude stijl was.
Een prachtige Lobby, met veelkoper,oude Perzische tapijten,gobelins, kortom je waande je helemaal terug in de jaren 20-30.
Na eerst een lekker drankje in de mooie bar op de hoogste etage te hebben genuttigd, gevolgd door een excellente maaltijd, weer gevolgd door nog een afzakkertje in de bar,werd het tijd om de vette lappen op te zoeken.
Ook hier was nog alles in de stijl van voor de oorlog, inclusief de bediening.
De koffer was al netjes uitgepakt door een kamermeisje, en de inhoud keurig in de kast uitgehangen!
De volgende morgen, na een heerlijk ontbijt, werden we met de taxi weer naar het vliegveld gereden, en kon de reis naar het barre zuiden voortgezet worden.
Dat was aanmerkelijk minder luxe!!
Het vliegtuig was een overjarige tweemotorige Fokker, die zijn beste tijd al heel lang achter zich had gelaten.
Het vloog. Daar was alles mee gezegd. Gelukkig duurde de vlucht niet zo erg lang, en ondanks een hobbelige landing, kwamen we veilig aan in Punta Arenas.
Hier werden we op het vliegveld door de Agent opgewacht, en voorgesteld aan een Amerikaan, die ondanks het vroege uur al aardig naar Whisky rook.
Het bleek dat deze Amerikaan ons met de auto naar het 100 km verderop gelegen Cabo Negro moest rijden, en ons daarna met zijn helikopter naar het platform zou vliegen.
Tijdens de rit, die over ongeplaveide wegen ging en behoorlijk hobbelig was, dronk de chauffeur/piloot nog een zakflaconnetje leeg.
We zagen diverse Nandoe’s, de plaatselijke loopvogels, maar raakten er gelukkig niet een.
Eenmaal op de plaats van bestemming, werden we verzocht mee te helpen om de helikopter uit de hangar te trekken, en werd de terreinwagen erin terug gezet.
We laadden de bagage achterin de heli,en vertrokken naar de Diamond M Nugget.
Wonder boven wonder bleek de piloot nog uitstekend te kunnen vliegen, en kwamen zonder kleerscheuren aan. Wel liet hij ons nog enige staaltjes van zijn vliegkunst zien door bij de landing scherp om de poten van het rig te vliegen, en de heli min of meer nonchalant neer te gooien op het helidek.
Met de bibbers in de benen konden we aan het laatste stukje van onze reis beginnen.
Het met de “basket” neergelaten worden door de kraan op het achterdek van de 41.
En ondanks dat er behoorlijke golven stonden, en het voor het eerst was dat ik aan de buitenkant van zo’n geval stond, op 40 meter boven een vervaarlijk op- en neergaand achterdek, voelde ik me beter op mijn gemak dan even daarvoor in de helikopter!
De jongens die naar huis gingen stonden al klaar om te vertrekken, en de wacht werd min of meer op het achterdek overgegeven. En zo kwam ik in de wereld van de Offshore terecht!
Hier werd met een twee wachtenstelsel gelopen, terwijl dit bij Smit een drie wachtenstelsel was.
Dat kwam er dus op neer dat er hier 6 op en 6 af gelopen werd. Ik vond dit een veel betere regeling, omdat er op die manier meer uren gemaakt werden, en dus wat meer verdiend werd.
En, aangezien er gezinsuitbreiding was geweest, was dat extra inkomen meer dan welkom!
We assisteerden zoals gezegd samen met de Smit-Lloyd 43 de Diamond M. Nugget.
Dat hield in, dat er altijd een boot in Punta Arenas lag, terwijl de andere bij de Diamond M lag om allerlei hand en spandiensten te verrichten.
Zo losten wij elkaar elke week af, of als er een “Riggmove”was, waren we daar samen mee bezig.
De torn buiten zat er bijna op, en een dag of wat later gingen wij naar binnen, om nieuwe brandstof en water in te nemen, en Bariet en cement te laden.

Eerst maar eens wat verduidelijkingen, wat betreft de werkzaamheden van een Supplier.

Bij deze lokatie werden proefboringen gedaan naar olie en gas op de grens van Chili en Venezuela.
Het (Amerikaanse) booreiland boorde hier dus een aantal proefputten of testwells.
Bij het boren word de boorkop gesmeerd en gekoeld met een mengsel van water en een soort poeder, bariet genaamd. Dat had ook nog een derde doel, n.l., het mee terug naar de oppervlakte voeren van het losgeboorde gesteente. Om dit mee te kunnen voeren, moest die Mud, zoals dat mengsel genoemd werd, zwaarder zijn dan het gesteente, waardoor het boorsel zou drijven.
Op het booreiland was dus een installatie aanwezig die deze mud door de boorpijp het gat inpompte. Daarna werd het via een zeef installatie van het grove boorsel ontdaan, en na filtering weer opnieuw gebruikt kon worden.
Aangezien de totale inhoud van het geboorde gat natuurlijk steeds groter werd, moest er steeds meer mud aangemaakt worden.
Wij vervoerden deze bariet aan in poedervorm in grote bulktanks, en dat werd met luchtcompressoren het rigg opgeblazen.
Ook werd het boorgat aan de bovenkant wijder gehouden tot op enkele honderden meters diepte. Er werd om de pijp een veel wijdere pijp aangebracht, waarna de tussenruimte opgevuld werd met cement.
Hiervoor hadden we dan ook nog een aantal bulktanks met cement aan boord, om ook in deze behoefte te kunnen voorzien.
Om al die mud en cement aan te kunnen maken hadden ze natuurlijk ook water nodig, het zgn. Drillwater, wat wij ook in grote, in het schip geïntegreerde tanks meevoerden.
Dan namen we ook nog drinkwater, oftewel potable water mee en werd er elke week voedsel en andere benodigdheden in containers aangevoerd.
Je ziet, we waren in feite parlevinkers.
Personeel vervoer hoorde ook tot onze taken, en hiervoor hadden we beneden extra accommodatie voor zo’n 10 tot15 man.
En dan natuurlijk de sleepuitrusting. Deze schepen hadden een twee trommellier achter de brug. Daarvan zat op de ene trommel een sleepdraad van zo’n 1200 m lengte, terwijl de andere trommel gebruikt kon worden voor zgn. Anchorhandling.
Tot zover in vogelvlucht de mogelijkheden van de SL 41

Terug in Punta Arenas, werd er zo snel mogelijk alles aan boord genomen, zodat we direct uit konden varen als dat nodig was.
We vroegen en kregen toestemming van het rigg, om wat reparaties uit te voeren, en konden ons zo aan boord wat bezighouden.
‘s Avonds gingen we de wal op. Er was sinds de berging van de Metula weinig veranderd, behalve dat een van de bordelen van eigenaar was veranderd. Die had een van de onze matrozen overgenomen.
Zo had hij door een relatief lage investering, een extra inkomen, terwijl hij gedurende zijn waltorn gratis plezier had!
Niet gek, om zo van je hobby je (semi)beroep te maken!
Hij was vrijgezel en had verkering gekregen met een van de dames uit het bordeel, en haar als Manager aangesteld.
Zijn verlof periodes bracht hij in Punta door, zodat hij ook de vliegtickets nog vergoed kreeg.
Het was hier al met al echt wild west!
Op een zaterdag gingen we met een deel van de bemanning in de auto van onze matroos/bordeelhouder, een ouwe terrein wagen, die op gasolie van boord reed naar de bergen om daar wat sneeuwpret te hebben.
Het ouwe jammer reed prima, en na een klein uurtje kwamen we bij een echte skipiste!
Skiën had ik geen kaas van gegeten, en de anderen al evenmin, dus huurden we rodels, sleetjes, met i.p.v.ijzers, skietjes eronder. En hiermee gingen we de berg af.
Dat ging heel wat harder dan ik verwacht had, en dat we van tevoren een paar pierenverschrikkertjes hadden genomen, hielp ook al niet echt bij het koersbepalen.
Nou stond er op die helling welgeteld ėėn boom, en jawel hoor, je raadt het al. Ik had hem!
Sleetje aan gruzelementen, en een paar blauwe plekken.
Ik weer naar boven om een ander sleetje, maar die kreeg ik niet! Ik kreeg zelfs de wind van voren van die verhuurder, dat ik z’n sleetje gemold had,en moest betalen!
Dus nadat er een paar dollars van eigenaar gewisseld waren, zat er voor mij niks anders op dan maar een biertje te gaan drinken in het lokale kroegje, en wachten op de maten.
Die kwamen na een half uurtje ook, en na nog een paar biertjes konden we de terugreis beginnen.
Het was inmiddels beginnen te sneeuwen, en het duurde dan ook niet lang, of we zaten vast in de berm.
Met z’n allen eruit om te duwen, maar dat hielp geen zier! Goede raad was duur, maar even later kwam de sleetjes verhuurder er met zijn pick-up aan, en die stopte om te kijken of er hier nog wat extra’s te verdienen was.
Na wat gemarchandeer en weer een paar dollars, maakte hij een ketting vast, en even later konden we de reis voortzetten.
Hierna gingen we met z’n allen naar het bordeel van onze matroos, en daar hadden de dames inmiddels een voedzame maaltijd voor ons in elkaar gezet. Natuurlijk met Nederlandse spulletjes van boord!
De rest van de week bleven we aan boord, en deden daar de nodige karweitjes, terwijl we ‘s avonds bij tijd naar bed gingen.
Na vijf dagen in de haven, of pier, was het weer onze beurt om naar het Rigg te gaan en daar de 43 af te lossen.
Hier weer aangekomen gingen we direct “onder het rigg”om proviand en water te lossen en ook de nodige andere materialen zoals boorpijpen.
Bij mooi weer bleef de ouwe er “los”onder liggen, het schip met de twee schroeven en de boegschroef op zijn plaats houdend.
Als er meer wind stond, werden er eerst twee ankers uitgezet, en achterop twee trossen op het rigg vastgezet, zodat het schip goed op zijn plaats bleef.
Na een paar dagen kregen we bezoek uit een voor mij geheel onverwachte hoek.
We lagen op een paar honderd meter van het rigg ten anker, en het was prachtig weer, haast geen deining, en een waterig zonnetje.
Ik was bezig in de machinekamer, toen ik ineens een hoop herrie aan dek hoorde.
Dat werd steeds erger, dus ik als de bliksem naar boven om te zien wat er aan de hand was.
Wat schetste mijn verbazing, toen ik boven het achterdek de heli zag hangen! Even later stond hij aan dek, en de piloot, (dezelfde die ons van Cabo Negro naar het rigg had gevlogen) stapte uit, en kwam de accommodatie in.
Hij had dorst! Dus kwam hij maar een biertje halen, omdat ze op het rigg droogstonden.
En bij ons zat de boegschroefkamer tot de nok gevuld met het edele vocht van Ome Freddie!
Na een paar biertjes, en een paar doosjes in de heli gezet te hebben, stapte hij weer in, en vloog met de buit richting Cabo Negro, omdat hij zijn bier natuurlijk niet op het rigg kon wegzetten. Dit zou hij bij mooi weer nog een paar keer herhalen.
Een kleine week later werd het tijd om het rigg te “moven”naar de volgende locatie en kwam de 43 een dagje eerder naar buiten. Samen met een lokaal sleepbootje, maakten we ieder op een hoek vast, het rigg trok zijn poten op, en we konden “moven”.
Op de nieuwe locatie werd het rigg weer nauwkeurig gepositioneerd, de poten gingen aan de grond, en het opkrikken kon beginnen.
Aan ons weer de beurt om naar binnen te gaan. We haalden nog een paar passagiers op, en de terugtocht kon beginnen.
Tegen dat we in Punta aankwamen was het al begonnen te sneeuwen, en dit hield aan.
Eenmaal aan de pier gekomen, en afgemeerd, gingen er nog een paar man de wal op naar hun respectieve meisjes. Zelf bleef ik aan boord, om eens een boeren nacht te maken, maar dat zou anders uitpakken.
Ook de ouwe was bij het ploegje dat de wal opgegaan was.
Hij had verkering gekregen met de zus van onze agent, en z’n vrouw een brief geschreven, dat ze maar een steen op het gas moest zetten, en dat hij zou terug komen als die gaar was.
Nou kan het weer in Straat Magelhaes bliksemssnel omslaan, en dat gebeurde ook die avond. Om een uur of elf stond er een harde zuidwester.
Bij die wind stond de zee recht op de pier waaraan wij lagen, en dat resulteerde erin dat we behoorlijk lagen te bonken tegen de wal.
Eerder al was de gangway tussen kaai en schip gekraakt, en toen de eersten terug kwamen, maakten ze mij wakker door met steentjes tegen mijn hut aan te gooien.
Ik ging naar de brug, en zag ze daar staan koukleumen. Ze konden niet aan boord!
Ik startte de boegschroefmotor en bracht de kop tegen de wal, zodat ze aan boord konden klauteren. Ook de meegebrachte dames stapten aan boord.
We moesten maken dat we wegkwamen, maar de Ouwe was nog niet terug! Ik werd de wal opgestuurd om hem te zoeken.
Ik kreeg een adres mee waar hij zou zijn, en zou met een taxi daar naartoe gaan. Maar in dat weer reed er geen enkele taxi meer!
Goede raad was duur, we hadden die ouwe nodig!
Dan maar te voet naar het opgegeven adres! Dat was gauw een kilometer of drie lopen!
Met goed weer een fluitje van een cent, maar in een sneeuwstorm geen onverdeeld genoegen!
Na een klein uurtje ploeteren, gelukkig de wind in de rug, kwam ik bij het opgegeven adres.
Ik belde aan, maar er werd niet open gedaan.
Na nog een paar keer stevig bellen en op de ramen en deuren roffelen ging er dan toch licht aan.
Wrijvend in zijn ogen stond die ouwe daar, in zijn onderbroek. Ik vertelde wat er opdeed, en al gauw zaten we in de auto van de agent, om terug naar boord te gaan.
Op de kade aangekomen manoeuvreerde de stuurman het schip zo goed en zo kwaad hij kon tegen de wal, en we konden aan boord springen.
De ouwe ging naar boven, en ik de machinekamer in. Het was per slot mijn wacht.
We zochten een oppertje op onder de zuidelijke wal van de straat, en lieten daar het anker vallen.
Die ouwe had intussen contact gehad met de 43, en geïnformeerd hoe de vlag er daar bij stond.
Het bleek dat er daar geen vuiltje aan de lucht was, heldere sterrenhemelen een matige bries.
Eenmaal in het opper ten anker lagen we ook weer lekker rustig.
We misten alleen onze bordeeleigenaar nog. Die hadden we niet meer kunnen bereiken.
Zou die op zijn neus kijken als hij de volgende morgen op de pier stond, bij een lege plek!
En inderdaad, toen hij de andere morgen keurig om kwart voor acht op de pier kwam, zag hij dat wij een paar kilometer verderop ten anker lagen.
Hij ging aan boord bij een klein patrouillevaartuig van de Chileense marine, en vroeg of hij de marifoon mocht gebruiken.
Zo kwam hij dus even later in de lucht, en vroeg wat hij moest doen.
Het weer was nog te slecht, maar rond de middag zou het afnemen. Hij kon nog wel even naar zijn meisjes!
Rond een uur of twaalf was het niet veel beter, maar het was wel onze beurt om weer naar de Diamond M te gaan!
Besloten werd om met een redelijke snelheid langs de pier te varen, zodat hij aan boord kon springen.
Dat zou echter er wel in resulteren, dat we de dames die de vorige avond aan boord waren gekomen, niet meer af konden zetten!
Nou ja, als de dames maar beneden dek zouden blijven als we in de buurt van het rigg kwamen, konden ze wel mee.
We hadden echter buiten de bordeel tamtam gerekend, en het was dan ook algauw bekend, dat de 41 een paar extra “lichtmatrozen”aan boord had.
We kregen dan ook na een paar dagen de opdracht om even naar Cabo Negro te gaan om wat smeerolie op te halen voor het rigg.
Met de verdekte suggestie dat ”als we nog iemand naar de dokter moesten sturen dat die gelijk mee terug konden” gingen we de reis naar Cabo Negro op.
Hier konden we de dames min of meer ongezien de wal op moffelen, en zo liep alles nog met een sisser af.
Een paar dagen later kwamen we weer in Punta terug, en iedereen liep te gniffelen!
Het was al de rondte gegaan dat wij een paar dagen met een paar vrouwen aan boord hadden rondgevaren!
Een paar weken later zaten we alweer in het vliegtuig terug naar huis.
Dit werd een vliegreis met hindernissen.
Toen we op het vliegveld van Santiago wilden landen, viel het daar ineens dicht van de mist.
We moesten de landing staken en doorvliegen naar een klein plaatsje in Venezuela, over het Andes gebergte.
Na daar zonder problemen geland te zijn werden we door de vliegmaatschappij vervoerd naar het lokale hotel, en mochten daar de nacht doorbrengen, na nog wat te eten gehad te hebben.
Het was een dertigste rangs hotel, waar de kakkerlakken langs de muren liepen, en de verwarming ondanks een hoop herrie nauwelijks genoeg warmte gaf.
We waren blij dat we weer in de bus konden stappen om naar het vliegveld te gaan.
We vlogen weer over de Andes, en konden dit keer zonder problemen landen op Santiago Airport.
We waren gelukkig op tijd voor onze vlucht met Air France naar Charles de Gaulle, en konden even later het toestel al in.
Zo kwam het dat ik binnen 24 uur 3 keer het Andes gebergte over ben gevlogen.
We vlogen via Rio naar Nice, en toen door naar Charles de Gaulle.
Hier ging ook nog het een en ander verkeerd, en we landden pas tegen middernacht in Parijs.
Te laat voor onze verbindende vlucht naar Schiphol.
De volgende morgen, na de nacht op Charles de Gaulle in ongemakkelijke stoelen te hebben doorgebracht, zouden we door kunnen vliegen, ware het niet dat er gevraagd werd of we onze plaatsen wilden afstaan aan een ouder echtpaar, dat een aansluitende vlucht naar de States moest halen.
Voor ons zou dat twee uurtjes schelen, voor die ouwetjes een hele dag.
We waren nou toch al meer dan 48 uur onderweg, en wisten wat het betekende om te blijven steken op een vliegveld, dus wat gaf het ook. Die ouwetjes waren in de wolken, dat ze toch hun vlucht konden halen
Eindelijk na ruim twee dagen konden we de voordeur weer achter ons dichttrekken.
De eerste reis bij Smit Lloyd van maar 3 maanden zat erop.

Maar ja, als je korter weg bent, heb je ook korter verlof!
Goed vijf weken later zat ik weer in het vliegtuig, dit keer naar Aberdeen in Schotland.