Hoofdstuk 8 

Weer de Hudson

Een goeie maand later werd ik weer opgeroepen om naar de Hudson te vertrekken.
Dat was voor mij maar een kort tripje, want ze lag in Vlisingen, bij de werf van Heerema aldaar.
We moesten een bak met een module van een booreiland naar een locatie op de Noordzee brengen.
Hierna moesten we naar Edinburg, om een bakje op te halen in het aan de andere kant van de firth gelegen Fife.
Dit was een klein haventje dat die naam eigenlijk niet verdiende, eigenlijk meer een loswal direct aan open water.
We konden er met de boot alleen met hoog water bij komen, en zo de verbinding maken. Maar we konden de bak nog niet meenemen. Dat zou de volgende morgen pas kunnen.
Dus voeren we voorzichtig weer er bij vandaan, ondertussen de sleepdraad uitvierend, tot we zo’n 300 m uit de wal waren, waar we ten anker gingen.
Die nacht begon het te spoken. We werden opgeroepen vanaf de wal, of we de bak van de wal konden trekken.
De Ouwe had hier niet veel zin in, want de sleepdraad lag natuurlijk op de grond.
Als we hierop zouden gaan trekken, was het risico groot dat hij ergens achter zou blijven hangen, en zou breken.
Veel keuze had hij echter niet, en dus werden de motoren opgestart, en begonnen we voorzichtig de draad strak te trekken.
We zagen al gauw, dat deze diverse keren ergens achter bleef hangen, en vreesden het ergste.
Aan de wal hadden ze de meertrossen van de bak al losgegooid,en dus was deze nu geheel aan ons overgelaten.
We gingen er langzaam en voorzichtig aan trekken, en kregen de bak zowaar achter ons!
Een paar uur later nam de wind nog in kracht toe, een dikke 9, misschien wel 10!
Met uitschieters naar 11!
Je voelt het al, de draad was tegen zoveel geweld niet lang bestand. Zeker niet na de mishandeling op de zeebodem!
De bak dreef snel richting kust, en was niet meer te redden. We konden alleen maar toekijken hoe ze op de rotsen sloeg.
Na dit aan kantoor gemeld te hebben, kregen we opdracht om naar Edinburg te stomen, en ter plaatse een onderzoek in te stellen naar de eventuele mogelijkheid van een berging.
Met dat slechte weer konden we niets uitrichten, en zo konden we in Edinburg die avond de wal op.
Ik liep op mijn eentje de stad door, en kwam bij een of ander Opera gebouw.
Op de affiches stond Frank Zappa. Ik dacht dat er de film“200 Motels”gedraaid werd, maar het bleek dat de meester er zelf acte de presence gaf.
Ik kon, Oh wonder, nog een kaartje kopen ook! Dus zat ik even later prinsheerlijk in het Pluche van m’n favoriete muziek te genieten
De volgende dag, zondag, was de wind afgenomen, en gingen we met een paar auto’s op onderzoek uit.
Het bleek dat de bak gestrand was aan de voet van een klif, waar bovenop een Golfterrein lag.
Daar liepen we dus, in onze werkkleding tussen de deftige golfers.
Boven op het klif aangekomen, keken we neer op de bak, en wat we zagen, stemde ons niet vrolijk.
Hij had al behoorlijke schade opgelopen en lag half gezonken. Hier viel niets meer aan te redden.
Het werd nu een geval voor de verzekering, en die lieten door allerlei maatschappijen op de berging inschrijven. Wie dat “gewonnen” heeft is mij niet bekend, wij gingen weer verder naar de volgende klus.
Wij gingen naar Rotterdam om een andere bak op te halen.
Dit werd weer eens iets speciaals. De een of andere gekke Engelsman had in Nederland een complete fabriek gekocht.
Die had hij door Mammoet op een bak laten zetten, en die moesten wij naar Engeland brengen.
Nog nooit zoiets geks gezien! De fabriek was met fundatie en al uitgegraven, je zag de rioleringsbuizen, waterleiding, en wat al niet meer aan alle kanten uitsteken!
Deze bak werd door kleine sleepbootjes van Muller-Dordt aangevlet, en achter ons aan de kade afgemeerd.
Affijn wij maken vast en slepen het gevaarte de waterweg af richting Engeland.Het werd een voorspoedige reis, zonder problemen.

Nadat we deze rare sleep hadden afgeleverd gingen we richting Schotland.
Bij Invergordon werd een Jacket gebouwd dat naar zijn bestemming op de Noordzee gesleept moest worden, en wij hadden de eer daarbij te mogen helpen.
Het was weer zo’n enorm gevaarte, en er waren vier grote zeeslepers voor ingezet, alsook twee kleinere om als stuurboot te fungeren,waar wij er een van waren.
Er moest gewacht worden op een “weather window” een periode van vier dagen voorspelbaar mooi weer, in ander woorden een groot hoge drukgebied, dat behoorlijk stabiel was.
Dit liet enige dagen op zich wachten, en hoewel het mooi weer was, gaven de verzekeringen, op basis van de meteorologen nog niet hun fiat.
Na een goede week werd er dan toch toestemming gegeven om het gevaarte uit zijn bouwdok te trekken, en de reis aan te vangen.
Hard ging het niet, ondanks de vele PK’s die eraan trokken kwamen we niet boven de drie mijl. Maar na anderhalve dag kwamen we dan toch op de plaats van bestemming
Nu moest het Jacket gekanteld worden, en dan rechtstandig afgezonken op zijn van tevoren berekende positie. Dat was een precisie werkje!
Voor dit doel hadden ze op de bodem zgn. transponders geplaatst.
Deze werden gebruikt om de positie van het Jacket nauwkeurig te bepalen, en zo konden ze hem op een paar centimeters nauwkeurig neerzetten.
Na letterlijk een tijdje “heen en weer trekken” besloten de heren ingenieurs dat de locatie was bereikt, en lieten ze hem de laatste paar centimeters naar de bodem zakken. Klus geklaard!
Wij werden vervolgens ingeschakeld om mensen en materiaal terug naar Invergordon te brengen.
Hier werd ik ook afgelost, en kon weer aan een welverdiend verlof gaan beginnen.