Hoofdstuk 1 

De Orinoco

Foto R.Wit


Tja, daar ga je dan, net 18 jaar oud, en dan gelijk al het vliegtuig in om voor minstens een half jaar van huis te gaan. Ik had in mei het staatsexamen in Den Haag met goed gevolg afgelegd, en was nu in het bezit van het Voorlopig Diploma voor Scheepswerktuigkundige.
Ik had een baan gevonden bij ‘s lands grootste sleepvaart en bergingsbedrijf, en was op weg naar m’n eerste schip. De “Orinoco”, op een na het kleinste type dat ze in de vaart hadden.
Zij lag in Karachi, Pakistan. Dus dat werd vliegen, via Londen, Frankfurt, Damascus, en Dharan.
Het begon al met een vertraging op Heatrow van drie uur, alles bij elkaar werd het een lange vlucht, met de nodige ongemakken
Maar dat deerde me niks, het was het begin van het avontuur voor mij!
In Frankfurt moesten we blijven zitten, maar in Damascus mochten we een luchtje gaan scheppen. Dus wij het vliegtuig uit, maar dat was warm daar! En alles was dicht!
We kwamen Zaterdag morgen om zeven uur lokale tijd in Karachi aan en we konden gelijk door naar het Hotel.
The Beach Luxury Hotel. Nou echt Luxury was slechts met heel veel verbeelding te vinden, kale vloer, kapotte airconditioning, kakkerlakken, en Gekko’s aan de muren.
De dag erna gingen we naar boord, en na de nodige zaken overgenomen te hebben, en de afgeloste ploeg uitgezwaaid te hebben, kon ik op verkenning in de “vetput”.
Twee Smit-M.A.N. hoofdmotoren, en twee Deutz hulpmotoren, en nog een klein Deutzje als havenmotor.
Alles was nog handbediend, geen thermostaten op koelwater of smeerolie, en ook de bediening van de hoofdmotoren werd nog met de hand gedaan, op orders van de brug met de Telegraaf.
De bemanning bestond uit, Kapitein Piet Tange, 1e Stuurman Koos van der Pijl, 2estuurman Willem Picard, LL Stuurman Gerrit Meindertsma, Hwtk Jan Stroomberg, 2e WTK Fred Rentes, 3e WTK Rinus Vos, LL WTK Floris van der Plas, de marconist Jan van Someren, Kok Blaas van Belzen, Koksmaat Ed van Noord, Bootsman van der Voet, Olieman Iwan Cacic, twee matrozen, een onder de gage, en natuurlijk Frits onze Dekjongen.
We gingen opzij van de tanker die we moesten verslepen naar Singapore, om sleepklaar te maken en te ballasten.
Het sleepklaar maken bestond uit het aanbrengen van noodverlichting, reserve sleepgerei, de schroef borgen, dat deze niet kon gaan draaien, en het borgen van het roer.
Ook namen we wat bier over van de tanker, omdat onze voorraad achter slot en grendel zat, en we ’s avonds toch wel wat lustten.
Tijdens het sleepklaar maken begon de Boots zich vreemd te gedragen, en dat werd steeds erger. Op het eind van de tweede dag moest hij van boord gehaald worden door de dokter.
Hij was helemaal doorgedraaid, een gevalletje Tropenkolder! Hij sloeg alleen nog wartaal uit, De oudste matroos werd daarom gebombardeerd tot bootsman. We moesten dus met een man minder het zeegat uit.
Tot overmaat van ramp gebeurde tijdens het uitvaren nog een ongeluk aan dek.
De matroos die belast was met het sluiten van de kluisgaten lette even niet op, en werd bij een manoeuvre van het schip door de sleepdraad over de verschansing gedrukt. Groot alarm, gelijk een reddingboei overboord gegooid, en de loodsboot aangeroepen, dat hij naar de drenkeling moest gaan zoeken.
Zelf ook direct begonnen de sloep klaar te maken, maar dat was niet meer nodig, want de loodsboot had hem al snel op gepikt.
Hij was echter zwaar gewond, een gebroken arm en een paar gekneusde ribben
Er werd ter plaatse besloten om ook hem in Karachi achter te laten. Dus met 16 i.p.v. 18 man door naar Singapore.
De reis verliep verder voorspoedig, en we kwamen zonder verdere ongelukken in Singapore aan.
Onderweg, in de straat van Malakka kwamen we ‘s nachts nog een stel vissers tegen, die geen enkele verlichting voerden, en pas op het laatste ogenblik een krant aanstaken, wat nog wel een paar keer voor spannende momenten zorgde. Maar ook dit zorgde niet verder voorproblemen, hoewel de kapitein bang was dat er nog piraten zouden komen om de sleepte beroven.


Na in Singapore de tanker afgegeven te hebben aan een paar haven sleepboten, gingen we zelf op de rede van Singapore ten anker, wachtend op de Douane en de agent.
Al gauw waren we omringd door een zwerm kleine bootjes, de middenstand van Singapore!
Ze kwamen met van alles aan boord, van dameslingerie tot horloges, kookwaar, stereo installaties, noem maar op.
Ook de lichte brigade was vertegenwoordigd, en natuurlijk ontbraken de “melkmeisjes niet. Deze “meisjes”, ze waren inmiddels al dik in de veertig, waren al jaren vaste en gewaardeerde gasten aan boord,
Ze kwamen altijd rond 9 uur aan boord, en vertrokken weer om een uur of vijf, soms bleven ze mee eten.
Zij dankten hun naam eraan daar zij vroeger altijd voor verse melk zorgden aan boord, het geen zij nog steeds deden
Ik heb menig flesje chocolademelk van de dames afgenomen.
Zij waren betrouwbaar als goud, als je wat nodig had, dan had je het maar te vragen, je gaf ze geld mee,en ze kochten het aan de wal voor je. Tegen een kleine vergoeding natuurlijk.
Maar keurig met een bonnetje kwamen de dames het bestelde afrekenen.
Ook deden ze klusjes als het herstellen van de overalls, knopen aan je overhemd zetten, noem maar op! Echt een gouden ploegje.
Anders was het gesteld met de andere ”middenstanders“, Als je daar niet mee oppaste, dan roofden ze je hut leeg, en verkochten de gestolen spullen aan dek terug aan je, zo brutaal als de beul!
Enfin, de agent kwam met de boodschap dat we nog een paar dagen op station zouden blijven liggen, totdat de Zwarte Zee klaar was met haar dokbeurt. En als zij klaar was zouden wij het dok ingaan. Aldus geschiede, vier dagen later hadden we inmiddels al de nodige stores, diesel en smeerolie geladen. Dit werd allemaal met houten scheepjes aangevoerd, behalve de diesel wat in een ouwe roestige tankboot werd aangevoerd.
Na een weekje de stationsdienst waargenomen te hebben, was de Zwarte Zee klaar met haar dokbeurt, en kwamen wij aan de beurt.
We voeren naar Keppel scheepswerf, en werden in het dok droog gezet. Toen werd het schip en vooral de machinekamer overspoeld door de diverse reparatie ploegen.
Dat gaat daar wel even anders dan in Europa, de meeste bouten en moeren, die de monteurs moesten loshalen deden ze met een hamertje.
Ze sloegen ze los door tegen het zeskant aan te slaan, en daar waren ze verdraaid handig in. Het ging niets langzamer dan met een gewone sleutel.
Alleen de koppen en andere onderdelen van de motoren werden met sleutels gedaan.
Toen de demontageploeg klaar was kwam de schoonmaak ploeg. Hier stond ik echt verbaasd te kijken, dit waren allemaal kleine Chinese vrouwtjes, in leeftijd verschillend van misschien 14 tot wel zeventig jaar! Die kropen overal in, en door, en over, ze zagen er binnen de kortste keren uit als negerinnen! Maar waar ze geweest waren, glom het als een spiegel!

Wij liepen allemaal dagdienst, zodat we ‘s avonds de tijd hadden om te gaan stappen.
Onze Olieman Iwan had zich min of meer opgeworpen als mijn Zeevader, en nam mij mee op sleeptouw, de meest gore gribus in! Af en toe zweette ik peentjes, maar dan bleek altijd weer dat Iwan alle belangrijke mensen kende.
Zo nam hij me mee naar Boogiestreet, waar de nering van de restauranthouders op straat verhandeld werd.
Het was min of meer overdekt, om de ergste moesson regens van de tafels te houden, en midden in de straat stonden schragentafels, waar je gewoon aan ging zitten
Dan kon je bij verschillende restauranthouders je eten bestellen, de een maakte saté, de ander bami, die weer rijst, en ga zo maar door.
Dat leverde voor die restauranthouders natuurlijk het voordeel op, dat, als er eens iemand ziek werd, nooit meer de leverancier achterhaald kon worden.
En dat ziek worden was niet helemaal denkbeeldig, want hygiëne was een vrij zeldzaam artikel hier, en koeling kenden ze al helemaal niet!
De bediening werd verzorgd door lieftallige jonge ”dames” die hun cliëntèle ook op andere wijze bedienden.
Zo zag je regelmatig een van die ”dames “ onder de tafel verdwijnen, om na een poosje weer te verschijnen, meestal met een papieren zakdoekje hun mond afvegend.
Ik keek Iwan eens vragend aan, en hij nam me mee naar een van die dames en begon een praatje met haar. Even later fluisterde hij dringend, “ Voel maar eens in haar kruis!” Ik keek nog verbaasder, maar hij keek me alleen nog dwingender aan.
Ik twijfelde, zoiets doe je toch niet? Maar hij pakte mijn pols, en bracht die bliksems snel naar haar kruis. Ik kreeg de schrik van mijn leven! Want daar pakte ik hetzelfde vast als bij mezelf, als ik ging pissen! Mijn eerste kennismaking met travestie!
Na het eten gingen we op kroegentocht op Anson road, en ook daar werd Iwan weer ingehaald als een verloren broer.
In de Anson Bar was het niet zo erg druk, en de Band die er speelde wilde eigenlijk net een pauze inlassen. Iwan stapte erop af, en vroeg aan de gitarist of hij een stukje mocht spelen. Dat mocht, en even later zat Iwan er lustig op los te tokkelen. Dit inspireerde de bassist en de drummer die al snel weer achter hun instrument plaats namen, en zo ontstond er een heel leuke jam sessie.
Ook hier werd de bediening verzorgd door aardige dames, die behalve drankjes ook zichzelf aanboden. Mij werd zelfs een gratis nummertje aangeboden, maar daar was ik toch nog wat te kort voor van huis zei ik.
In werkelijkheid scheet ik zeven kleuren stront! Zoveel seksuele vrijheid was ik niet gewend! Hier vandaan gingen we met de riksja naar de Seamans Paradise. Dit ging de heren niet snel genoeg, en de chauffeurs werden naar het stoeltje verwezen, zodat de heren zelf konden fietsen. Dit ontaardde al gauw in een wedstrijd die Iwan glansrijk won.
Eenmaal in de Seamans Paradise, werden we weer als vrienden binnen gehaald, en omspoeld door de lichte brigade.
Hier begint mijn geheugen me in de steek te laten, aangezien we inmiddels een respectabele hoeveelheid bier en andere drankjes genuttigd hadden, welke hun tol gingen eisen.
Ik weet nog dat we op de terugweg bij de poort een saté karretje tegen kwamen die we van zijn hele voorraad verlosten, een kleine honderd stokjes, en dat we die aan boord met een laatste pot bier verorberden.
De volgende dag konden we gelukkig uitslapen, want ik voelde me veeleer verwant aan een dweil, dan aan het menselijk ras!

Na om een uur of twaalf met veel moeite uit de kooi te zijn gekropen, eerst maar eens naar de Salon om er met de andere officieren "Schoot an” te houden, en na een paar biertjes de middagmaaltijd te nuttigen.
‘s Middags over de werf gestruind, en toen kwam ik langs een Russische sleepboot, die ook in dok lag.
Met wat Duits en Engels een praatje gemaakt, en ik werd aan boord uitgenodigd.
Zij waren rijkelijk voorzien van Wodka, dus dat werd gezellig.
Ze hadden een vrouwelijke stuurman en er waren nog een paar vrouwelijke bemanningsleden aan boord.
Dit kwam me zeer vreemd voor, maar later werd me duidelijk dat dit bij de Russen eerder gewoonte dan uitzondering was. De gastvrijheid kende geen grenzen, maar politieke vraagstukken werden angstvallig vermeden.
Later, toen ik enkele van hun bemanningsleden terug vroeg, om bij ons aan boord een potje te drinken, bleek dat een van de aanwezigen een oppas van de Partij was.
Deze zorgde ervoor dat ze netjes “in de pas bleven lopen”.
Ik werd weer bij hen uitgenodigd, om ’s avonds film te komen kijken,hetgeen ik uit beleefdheid ook maar weer accepteerde, want ik verwachtte er niet direct veel van te begrijpen als er alleen Russisch werd gesproken. En dat bleek ook wel.
De film werd vanwege plaatsgebrek op het achterdek vertoond, en was een echte Russische Propaganda film, met veel vlaggen en lachende mensen.
Halverwege de film verontschuldigde ik me met de smoes dat ik er de volgende morgen weer vroeg uit moest, en ging hierna verder over de werf op verkenning.
Een stuk verder lag een (voor die tijd) gigantisch schip in het dok. Het was de Kowloon Bay, een container carrier van de derde generatie.
Ik trok de stoute schoenen aan en liep de gangway op.en ging de eerste de beste deur binnen van de accommodatie. Ik hoorde een stukje verder een televisie spelen en ging er op af.
Daar zaten enige officieren te kijken, en ik liep de salon binnen. Wederom werd ik hartelijk welkom geheten, en ik vroeg of ik de machinekamer mocht bekijken.
Aangezien er hier gewoon wacht doorgelopen werd, was dat geen enkel probleem, en ze belden de derde WTK op in de machinekamer. Die kwam me even later op halen voor een rondleiding. Hij vond het maar wat leuk om een Hollandse collega te ontmoeten en zo zijn wachtje wat te kunnen breken. Hij liet me de hele machinekamer zien, en wat een verschil met het bootje waar ik op zat zeg!
Hij vertelde dat de hele machinekamer computer gestuurd was, en dat, zodra er iets uitviel, of fout ging, er automatisch door de computer actie ondernomen werd.
Alle belangrijke hulpwerktuigen waren in drievoud uitgevoerd, zodat er altijd twee reserve waren. Normaal werd er op zee dan ook geen wacht gelopen ’s nachts, maar “stille wacht”.
Dat hield in, dat zodra er in de machinekamer iets fout ging, er in de hut van de dienstdoende WTK een alarm ging. Dat kon hij daar ook accepteren, en direct op een computerscherm zien wat er loos was, en of de computer de goeie maatregelen had getroffen, of dat hij naar beneden moest om zelf in te grijpen.
Dit was voor mij en ongekende luxe! Wij moesten op zo’n klein bootje altijd met twee man beneden lopen om alles met de hand te regelen, en hadden maar een klein alarm paneeltje, waar alleen de allerbelangrijkste gegevens op doorkwamen.
Ook hier werd het vrij laat, zodat ik de derde machinist na zijn wachtje, hij werd om middernacht afgelost door de vierde machinist, nog gezelschap hield bij een potje bier.
Ik nodigde hem uit om de volgende dag ons “museumstuk”te komen bekijken, wat hij graag accepteerde.
De volgende middag kwam hij net op pikheet langs, en na een korte rondleiding over het hele bootje dronken we nog een biertje.
Hij vertelde dat hij wat graag zou ruilen, omdat het hem veel leuker leek om op zo’n klein ding te varen, en veel meer met de machines bezig te zijn dan hij nu deed.
Hij voelde zich nu veel meer een operator op een chemische fabriek dan een machinist, zelfs van zelf machines repareren kwam niets terecht. Die werden aan het eind van elke reis door een onderhoudsploeg vervangen, of gerepareerd.

Hierna was de dokbeurt alweer zogoed als gedaan, nog wat kleine dingen, en we konden er weer een jaartje tegen.
We gingen terug naar de rede, en ruimden de machinekamer op, waar het een onuitsprekelijke bende was.
Het wachten was op orders van het kantoor, en die kwamen een dag later. Opstomen richting Colombo met de losse boot op economische vaart, dwz een motor halve kracht, om daar op station te gaan.
Dus, ankerop, en op het gemakje weer straat Malakka in, richting Sri Lanka.
Onderweg werd het weer allengs slechter en de marconist vertelde dat de weerberichten een tropische cycloon voorspelden in de Golf van Bengalen.
Dit beloofde niet veel goeds. De ouwe vroeg of we overal alles op zeevastheid wilden controleren, en zonodig extra sjorringen aan te brengen.’s Nachts begon het gedonder.