DWANGARBEIDER VAN EEN REGERING IN BALLINGSCHAP.

Nooit had ik het varen in oorlogstijd zó ervaren, wij deden ons werk zoals wij dat in vredestijd ook deden, alleen onder wat minder comfortabele omstandigheden.

De 4de-8-1941 bracht daar echter verandering in, de Edam lag toen in New York aan de H.A.L. pieren in Hoboken.

Jan Beuneman en ondergetekende moesten op het kantoor van de God almachtige walkapitein aan treden.

Ons werd verteld dat wij over moesten stappen op de Sloterdijk aangezien 2 – 4e wtks heibel hadden gekregen met de Hwkt van de Sloterdijk waardoor een onmogelijke situatie was ontstaan.

De Edam onderhield in die tijd een heen en weer dienstje tussen New York en Liverpool(U.K.), de Sloterdijk vaarde op de Java – New York dienst.

Nog Jan nog ik hadden daar veel zin in, ik al helemaal niet omdat ik één van de weinige Nederlandse koopvaardij mensen was die het geluk had een fijn tijdelijk huis voor de duur van de oorlog te hebben gevonden bij wat later mijn schoonouders zijn geworden. Ik trachtte de Bullebak uit te leggen dat ik om die reden naar het U.K. terug wenste te gaan, maar de rotzak had geen zin om een andere oplossing te zoeken, wij waren de uitverkorenen, punt uit.

Op mijn vraag wat er zou gebeuren als ik weigerde antwoordde hij "Dan zal ik ervoor zorgen dat je in de korstmogelijke tijd op Ellis Island zit".

Dat was het moment waarop ik mij een "Dwangarbeider van een Regering in ballingschap" voelde, ik kon geen kant op, weigeren betekende het verlies van vrijheid en daar voelde ik geen moer voor.

Jan en ik hebben dus de monsterrol getekend en hebben die avond eens goed de bloemetjes buiten gezet !

Er zat maar één voordeel aan, de Sloterdijk was een veel moderner schip en had vergeleken bij de Edam riante eenpersoons hutten, een prachtig ruim en royaal lavatory met 6 douchecellen en wastafels, stromend water, warm en koud in de hutten, een royale officieren rookkamer en een prachtige eetsalon.. Vergeleken met de Edam leefden wij daar in een hotel.

De Vetloods was echter een ander geval, de B.en W.hoofd en hulp motoren lekten olie aan alle kanten en verlangde toen al een berg onderhoud.

De 2e wtk was een moordvent waar ik goed mee overweg kon en die zette mij in de algemene dienst, hetgeen inhield dat ik normale dagen ging werken in plaats van wacht lopen.

Misschien is het wel mijn ervaring met het overhalen van hulpmotoren in het reparatie bedrijf van de R.L geweest dat hij mij koos om de hulpmotoren te overhalen, anyhow het was koren op mijn molen, het leven begon er weer wat vrolijker uit te zien !Met een stel Javaanse zgn. schotjes heb ik die reis de hulpmotoren geheel gerevideerd.

Die Javaantjes waren plezierige mensen om mee te werken en ik moet bekennen dat ik het best naar mijn zin had, ondanks dat het schip steeds verder van het Verenigd Koninkrijk weg ging.

Ik moet toegeven dat ik die reis wel het een en ander gezien heb, van New York gingen wij naar Philadelphia-New Orleans-Nassau-Trinidad etc. Ik heb wel eens versteld gestaan van het vermogen van de afdeling bevrachting om al die lading in al die verschillende steden op te pikken. Van Rio de Janeiro gingen wij naar Kaapstad van Kaapstad naar Colombo, in Medan zette ik voor het eerst in mijn leven voet op Nederlands Indische Grond. Dit was wel iets anders dan de havens aan de oostkust van Amerika. Van Medan gingen wij naar Singapore waar Jan en ik ons ook best vermaakt hebben .Van Singapore naar Batavia, daar woonde een neef van mij die daar een walbaan had bij de maatschappij Nederland, bij hem ben ik een week-end geweest, toen wij Zondags morgens op de overdekte waranda ons ontbijt aan het nuttigen waren kwam er een chinees langs met een zware bamboe lat over zijn schouder met twee grote pakken eraan. Hij kwam de waranda open en begon de pakken uit te pakken, tafelkleden, wandkleden, spreien etc. werden over de gehele waranda uitgestald. Ik had al een paar mooie met de hand geborduurde tafelkleden met vingerdoekjes gekocht toen ik een prachtige met de hand geknoopte sprei zag in een crème en licht grijze kleur, die wilde ik er nog bij hebben, mijn neef zei dat ik niet zo vlot moest betalen, je moet meer pingelen. Laat mij dat maar even doen. Mijn neef begon te pingelen en de chinees ging erop in het leek wel of ze een spelletje aan het spelen waren.

Plotseling werden de onderhandeling afgebroken en begon de chinees zijn waar in te pakken, ik vroeg mijn neef wat er nu met de sprei ging gebeuren. De chinees hing zijn twee pakken weer op de uiteinden van de bamboelat en vertrok. Ik zei tegen mijn neef, Hee daar gaat mijn sprei. Mijn neef zei wacht maar even dan zal je zien wat er gebeurt.

Ongeveer een kwartier later kwam de chinees van een andere kant terug, pakte zijn spullen weer uit en begon weer met mijn neef te onderhandelen over de prijs van het sprei, hetgeen jaren lang ons bed versierd heeft !

Pingelen was iets wat ik nog nooit in mijn leven gedaan heb daar was het heel gewoon.

Wij hebben toen een week in de haven van Batavia gelegen en gingen iedere avond de wal op naar Kampong Kotja, daar was de kroeg van "Moeder Montein" Bier drinken en dansen werd daar gedaan tot diep in de nacht.

Wij hebben terwijl wij daar lagen ook nog een excursie gemaakt naar de Boroboe’doer wat verdomd interessant was.

Van Batavia gingen wij naar Surabaja, daar woonde een broer van mijn vader, die daar een zeevaartschool opgericht had, hij was met een stenger stenger (halfbloed) gehuwd, tante Em had haar op haar tanden die was zo hard als een bikkel.

Als ik nu schuin naar boven kijk kan ik de twee uit hout gesneden koppen zien die ik daar met haar gekocht heb. Het zijn prachtige koppen van een jongen en een meisje, die heb ik onder leiding van tante Em in een prachtige kunsthandel in de hoofdstraat van Surabaja gekocht, alles in die winkel was prachtig, maar ook peperduur. Ik zocht de koppen uit, tante Em zette er één terug. Die is niet goed, die gaat later scheuren vertelde zij mij. Zij lag mij uit dat ik goed op moest letten of de kop gemaakt was uit het hart van de stam.

Toen wij 2 goede koppen hadden wilde ik afrekenen maar tante Em begon te pingelen in die zaak met spiegels. Ik schaamde me rot, maar het schijnt daar heel gewoon te zijn.

Mijn oom regelde het dat wij in een weekend de vulkaan de Kloet konden beklimmen. Zaterdagmorgen mochten wij bij de gratie van de Hwtk vertrekken, het eerste gedeelte van de reis was wel aardig. Mijn oom bracht ons tot buiten de stad Surabaja naar een stalhouderij, waar ieder van ons een pony toegewezen kreeg.

"Een zeeman op een paard is een doorn in Gods Oog" is een waarheid als een koe dat heb ik geleerd toen wij langzaam de voet van de vulkaan begonnen te beklimmen, in een wedstrijdje met Jan moest ik een vrij scherp bochtje maakte en flikkerde ik van mijn knolletje op een basalten weg, met een ontvelde onderarm en knie moest ik de tocht verder maken.

Toen het steiler begon te worden bracht onze gids ons naar een flinke uit bamboe palen opgetrokken hut met een ruime waranda er omheen. Het bleek de woonplaats te zijn van een soort districthoofd, hier zouden wij die nacht overnachten om de volgende morgen vroeg de vulkaan te voet te beklimmen. Het District hoofd een sympathieke Javaan in s’lands klederdracht was onze gastheer, wij hebben daar op die ruime waranda genoten van de stilte en de nassi goreng met kip die hij voor ons bereidde. De kip werd de nek om gedraaid waar wij bij zaten en panklaar gemaakt onder het praten door.

Die man had misschien een wat eenzaam maar heerlijk rustig bestaan daar op die helling van die vulkaan, als ik eraan terug denk hoor ik weer de krekels tjirpen. Geen elektrisch licht, het water werd geschept uit een beekje dat langs de hut liep, het vuur om op te koken was een gewoon houtvuurtje op een stalen plaat op de waranda.

Dat was pas "echt" Basic Life !Contact met zijn bazen onderhield hij met een eenvoudig radiotoestel.

Bij het krieken van de dag werden wij gewekt en hebben wij gemandied in het beekje wat verrassend koud aanvoelde .

En toen kwam de grote klim, te voet naar de rand van de krater, er was over gesproken alsof het een fluitje van een cent was, maar dat viel bitter hard tegen met de kleding die wij droegen, onze gewone lage schoenen waren absoluut niet geschikt voor deze wandeling of klim hoe het ook mag heten, het was een vrij steile klim over een gladde ondergrond bedekt met dennennaalden waar wij op liepen te glijden, soms één pas vooruit en 2 achteruit.

Onze gids liep op zijn blote kakkies gewoon door alsof er niets aan de hand was. Na een paar uur ploeteren kwamen wij bij de rand van de krater een geweldig groot gat in de top van de vrij gladde ronde berg, onder in het gat waren poelen die stonden te pruttelen terwijl er rookwolkjes uit de barstende bellen kwamen. Op verschillende plaatsen waren Javanen met manden afgedaald om zwavel te verzamelen. Erg gezond kan dat werk niet geweest zijn want van onze plaats boven aan de rand van de krater kregen wij al behoorlijke zwavelluchtjes naar binnen.

Toen wij uitgekeken waren zijn wij aan de afdaling begonnen waarbij wij diverse malen op ons zitvlak belandde omdat onze benen onder ons kont weggleden. Bij de bamboehut terug gekomen hebben wij nog een lichte maaltijd genoten waarna wij op onze rossen zijn geklommen om weer naar de bewoonde wereld terug te keren.

Wij zijn toen naar Trettes(?) gegaan waar mijn oom een weekend bungalow had, het ligt hoger dan de stad Surabaja en er is een heerlijk koel klimaat wij hebben daar de Zondag avond in gepaste vrolijkheid oom Cor droog gezopen, hij had geen pilsje meer over toen wij diep in de nacht terug naar boord gingen.

Van Surabaja zijn wij naar een haven op Borneo gevaren waar ik de naam van kwijt ben, ik weet mij wel te herinneren dat er een nederzetting was van het Nederlands Indische leger, waar wij een verdomd gezellige avond hebben gehad in hun sociëteit. Dat dwangarbeidertje zijn viel eigenlijk best mee !

Ambon is de laatste haven die wij aangedaan hebben en met inmiddels weer geheel gevulde ruimen aanvaarden wij de terugweg naar de US of A, dwars over de Grote Oceaan ging het richting het Panama kanaal.

Eén ding heb ik op deze reis toe moeten geven, dat mijn vader gelijk had als hij ons vertelde dat "Stuwen en Garneren" zoals hij dat in zijn taal noemde niet zo eenvoudig is als het eruit ziet, want buiten de havens die ik genoemd heb hebben wij nog vele kleine havens op Sumatra en Java aangedaan. Wij waren daar eigenlijk een "Oversized Coaster" en hoe die Bokkeslingers het fikste weet ik niet maar alles kwam terecht waar het terecht moest komen, daar kwam heel wat gedegen planning aan te pas.

7 December 1941 vielen de Jappen Pearl Harbour aan, 8 December kwamen wij in Panama aan, die reis door het Panama kanaal zal ik nooit vergeten, wij kregen Amerikaanse bewaking aan boord. Toen wij de sluizen ingingen stond ik te manoeuvreren aan BB hoofdmotor met een stront zenuwachtige Amerikaanse soldaat naast mij met zijn geweer in aanslag, wij mochten geen twee passen van dat manoeuvreer werk weg lopen en toen ik een sigaret op wilde steken kwam de loop van het geweer van die zenuwpees omhoog. Aflossen was er niet bij diegene die op wacht waren moesten daar blijven tot het schip in Cristobal afgemeerd lag. de wtk die de overige werkzaamheden in de machinekamer moest doen werd helemaal gek want die liep rond te hollen met zo’n zenuwpees vlak achter zijn kont terwijl die knaap er vermoedelijk geen notie van had wat die wtk allemaal aan het doen was ! De Yankees waren toen doodsbang dat door sabotage het kanaal onbruikbaar gemaakt zou worden. De 20ste December kwamen wij in New York terug na een paar korte stops in Philadelphia en Baltimore.

Toen de Sloterdijk afgemeerd was in Brooklyn hoorde ik dat de Edam in Hoboken lag, direct na vast werken ben ik toen naar Hoboken gegaan om te zien of ik terug kon komen op de Edam. Henk Ruck, één van de twee 4den die de oorzaak waren van deze laatste reis vertelde mij dat zijn maat een behoorlijke schuld had staan in een van de kadekroegen in Hoboken, toen ik hem aanbood die schuld te betalen als hij zijn plaats op de Edam aan mij afstond hapte hij direct. Met behulp van de Hwtk heb ik het toen geklaard om weer op de Edam te mogen monsteren. Henk en ik zijn toen hutmaten geworden en wij hebben samen heel wat plezier gehad.

Hij huwde een Amerikaanse vrouw en ging na de oorlog naar Amerika.

Nu acht jaar geleden heb ik hem weer voor het eerst ontmoet, hij was toen op vacantie bij een andere Wtk die ook op de Sloterdijk vaarde gedurende die laatste reis naar Nederlands Indié. Frans van Tiggelen belde mij om te zeggen dat Henk en zijn vrouw bij hem logeerden. Wij hebben het toen zo geregeld dat Henk en ik elkaar weer ontmoetten tijdens de kranslegging bij de Boeg in Rotterdam. Henk zijn vrouw Marjorie herkende mij direct, ik was namelijk de uitverkorene geweest als Henk en Majorie in de oorlog uit wilden gaan in New York, dat mocht zij van haar ouders als haar vriendin mee ging, dus moest ik opdraven als 4e man.

Wij hebben na de reünie bij de boeg nog een paar gezellige ouderwetse avonden met z'n zessen doorgebracht en heel wat ouwe koeien uit de sloot gehaald

Een jaar later is Henk overleden, ik heb nog steeds contact met Marjorie.

All in all is die "Dwangreis" toch nog meegevallen!

Cees de Neef.

De Sloterdijk

Het zonnedek van de Sloterdijk en daaronder de jeugdige Cees (met peuk)