Ms.Delftdijk.

Op 1 augustus 1947, 21 April en 16 Augustus heb ik het twijfelachtige genoegen mogen smaken om als 3e wtk de monsterrol te mogen tekenen voor het motorschip Delftdijk.

Terugblikkend op die reizen vraag ik mij nu in stilte af of wij (de Wtks) ze wel allemaal goed op een rijtje hadden zitten. Eén reis, á la bonne heure, maar daarna nog eens vrijwillig de monsterrol tekenen voor die drijvende werkwinkel, dat moet aan waanzin hebben gegrensd ! Er waren echter machinekamer personeels leden die nog gekker waren dan ik, die schijnbaar verliefd waren op dat stelletje uitgevaren machines die alléén maar fit waren voor de schroothoop. "Harland and Wolf Long Stroke Engines with blast injection", om die krengen beter te leren kennen ben ik nog zo gek geweest om 2 studie boeken van Sothern te kopen waarin deze gedrochten uitvoerig beschreven zijn.

De eerste reis begon al goed. Nadat wij buiten de Hoek van Holland de loods hadden afgegeven, liep een door Wilton Feyenoord vernieuwd krukmetaal warm. Alles aan die machines was overdreven zwaar uitgevoerd. Een krukpenmetaal"tje" verwisselen op een slingerend schip was dan ook bepaald geen geintje. Tot de minder uitverkorenen behorende werd ik uitgekozen de krukpen van alle witmetaal te ontdoen, met vijl, schrapper en schuurlinnen werd ik het druipende carter in gejaagd. Zo’n kruk pellen was in mijn ogen nu niet bepaald het werk waarvoor ik mijn diploma B als scheepswerktuigkundige had gehaald en ik vroeg mij zelf dan ook af waarom ik mijzelf hiervoor liet gebruiken. Als zo’n karwei achter de rug was en je wrong je overall uit dan druppelde er een zwarte olieachtige brei uit. Er gebeurde op dat schip dingen waar de Lieve Goden geen brood van lustten, om een paar voorbeelden te noemen: Uitlaten van hulpmotoren roodheet tot in de schoorsteen. Zuigers van hulpmotoren die het carter uit kwamen vliegen (drie op één reis). Oververhitte tunnelblokken. Warmlopende leibanen van de hoofd compressors. Legpuzzles van kruiskopmetalen. Horizontaal doormidden gebroken zuiger van een hoofdmotor. Lekke koelspiralen van de hoofd compressors etc. etc. Als wij na zo’n martelgang in Cristobal afmeerden, werden gelijk alle carterdeuren opengegooid en moesten alle bouten en moeren in het carter gecontroleerd worden. Bepaald geen plezierig werk in dat druipende carter waar overal de zwarte stinkende olie zijkheet naar beneden droop.

Voorman Jan van Grondel en ondergetekende waren de uitverkorenen om de bouten en moeren in de 2 dekken hoge kettingkasten te mogen controleren (Jan was rechts ik links) hierdoor konden wij continue door slaan aan de voor en de achterkant van de kettingkasten dit werd gedaan met een draaiende tornmotor en moest aan één stuk doorgaan want als de tornmotor eenmaal draaide mocht hij niet gestopt worden om de dood eenvoudige rede dat het kreng niet meer te starten was, als hij stop gezet werd. Glijdend op een kussen van dikke zwarte olie brei stonden wij met een idioot zware slagsleutel en voorhamer de koppelingbouten van de voor en achterkrukas dan vast te hengsten.

Als deze carterinspectie achter de rug was vloog iedereen naar de badkamer en iedereen die die nacht geen wacht had stoof de wal op om alle ellende voor één nacht te vergeten. Tot diep in de nacht bezatten wij ons dan met Columbiaans bier.

Eén terugtocht naar het schip zal ik nooit vergeten. Alle wtk’s waren lekker zat toen wij s’morgens om 06.00 uur naar boord terug gingen in een stel "Apies" De Hwtk zat op de bok met een grote zweep in zijn handen en de hoge hoed van de koetsier op. Zelf had ik plaats genomen op het paard. Het hoogste lied uitzingende kwamen wij de pier op waaraan de Delftdijk was afgemeerd. Er waren al diverse passagiers aan dek want zij wilde absoluut niets van het Panama kanaal missen.

Ik heb mij toen afgevraagd wat die passagiers gedacht moeten hebben van het Holland America Line slogan, "IT"S GOOD TO BE ON A WELL RUN SHIP", bij het aanschouwen van dat zootje ongeregeld dat aan boord terug kwam om hun slavenarbeid in de vetloods weer te hervatten.

Gek ? Inderdaad wij waren gek ! Maar om ons verstand niet compleet te verliezen was een dergelijke uitspatting wel eens nodig.

Voetnoot: De Technische dienst van de H.A.L. wist dat die machinekamer een ramp was, maar moest in die tijd het schip in de vaart houden omdat het, het enige beschikbare koelschip was waarmee zij haar Westkust dienst kon open houden en aangezien het vervoeren van citrusfruit in die tijd een goudmijn was "moest" de Delftdijk in de vaart blijven. De machinekamer bemanning was daarom ook bijna verdubbeld.

Cees de Neef.