”In naam des Heren, nooit op Zondag.”

 

 

Als ik om tien uur 's avonds in het Stuurhuis kom zie ik alleen de vage lichten van Dundee nog achter ons. De wind is zes Zuidwest en we lopen met een acht mijls vaart dwarszee op Bremen aan. Zo Meester aan de wandel vraagt Cor die zich schoor heeft gezet tussen het stuurrad en het achter schot ja ik kom even kijken hoe jullie het hier maken.

We mogen niet mopperen we slingeren alleen een beetje veel met die dwarse zee maar ik red het wel zo, alleen ben ik blij dat jij even boven komt want de Stuur kwekt me de oren van mijn kop.

We zijn niet allemaal van die praters Cor zegt de Stuur in zijn Duits dialect tegen hem.

We hebben daar net op Scheveningen radio gehoord dat de Jannetje uit Kampen op de Rotsen van Mann in de Ierse zee geslagen is Meester zegt Cor. Dat is ook toevallig zeg op dat Coastertje heb ik nog een reis gevaren een echt Familie bootje was dat. Zo driehonderd Ton er stond een twee honderd PK Brons in ik kwam daar in Rotterdam aan boord, we moesten naar Waterford in Ierland. Toen ik aan boord kwam maakte ik kennis met de bemanning blijk ik het enigste niet Familie lid te zijn. Afijn de andere dag gemonsterd en 's middags waren we op weg naar Waterford ik lag in een klein hokje bij de Kombuis wat een hut moest voorstellen, ik moest namelijk de Kombuis door om in mijn zogenaamde hut te komen. Het was in dat hok dan ook altijd bloedheet door het koken door de vrouw van de Kapitein, die er voor haar vijf en vijftig jaren erg afgeleefd uit zag ze was wel aardig dat wel. Alleen vond ik het een beetje vreemd toegaan op die boot, als ik in de Machinekamer kwam om mijn werk als te doen, dan was alles al gedaan het Journaal was ingevuld en ondertekent met W Wiekema, alles glom het koper noem maar op, terwijl er alleen maar door de dienst doende wacht gesmeerd hoefde te worden. Ik dacht dat het de Kapitein was die dat deed want die zijn naam was Wiekema haast de hele bemanning had die naam, dus ik dacht wel een aardige man om dat voor me te doen. Ik ging dus naar boven terwijl hij de wacht had en vroeg waar om hij die dingen deed en dat ik dat ook zelf wel kon.

Ik zal je het je gelijk maar vertellen meneer zegt hij tegen me, mijn broer Willem is hier de Machinist maar om dat hij geen papieren heeft lossen we dat als volgt op. Jij  heb voor Machinist gemonsterd om dat je de papieren daar voor heb, maar Willem is de echte Machinist en jij ben Matroos dus neem nu het Roer van Harm maar over dan kan hij koffie gaan drinken.

Nou Kap zeg ik tegen hem dat kan je gevoeglijk vergeten deze jongen stapt in Waterford van boord en dan bekijk je het maar ik geef dat natuurlijk wel door.

Dan krijg je natuurlijk ook geen gage meneer dat zullen we wel zien Kap ik ben uit eindelijk als Machinist hier aan boord gemonsterd.

Na dat gesprek ging ik maar eens naar de Kombuis wat op dat schip gelijk de Mess was als ik daar naar binnen stap zit daar Willem de zo genaamde Machinist  een mok koffie te drinken. Zo Willem zeg ik tegen hem jij ben dus Machinist hier aan boord.

Ja zegt hij dat is waar wel Willem ik heb je anders als Matroos op de Monsterrol zien staan  en niet als Machinist daar stond mijn naam achter en niet de jouwe als ik mij niet vergis.

Jullie Buitenlanders.

Ja Cor je hoort goed wat hij tegen me zei ”Jullie Buitenlanders,” zei hij dus.

denken dat je alle banen als officier in kunnen pikken maar dat gaat mooi niet door zegt mijn broer en hij is de Kapitein.

Nou Willem jou broer de Kapitein gaat nog een verkeerde pijp roken dat kan ik je wel vertellen.

Het is altijd zo gegaan zegt hij dan en als je dat niet wil ga je  in Waterford maar van boord af, je moet niet denken dat  je Papieren als Machinist heb  je heel wat ben en hij loopt zijn smerige pet van de tafel af pakkend de Kombuis uit.

Wat vind u er nou van Mevrouw vraag ik aan de Ouwe zijn vrouw 

Zeg maar Zwaantje Meneer zo heet ik en wat uw vraag betreft ik heb hier niets te denken dat doet de Ouwe wel voor mij, en  dat zegt hij steeds maar weer tegen me als ik tegen stribbelt. U ben de eerste Meester niet die in deze Situatie hier aan boord verzeild raakt. Wil u ook een kop koffie vraagt ze. 

Graag en noem mij maar Leen dat praat wat gemakkelijker.

Ze schenkt me een mok koffie in, suiker? vraagt ze.

Nee Zwaantje doe mij maar alleen met melk.

Je moet weten Leen dat dit een heel Familie scheepje is de bemanning zijn Neven of broers van mijn man. Alleen is er geen een met zijn Wtk papieren bij, Willem die je daar net hier zag is toentertijd naar school geweest om dat Diploma te gaan halen maar aangezien hij niet erg snugger is lukte hem dat niet wat niet zo verwonderlijk is, op lagere school is hij niet verder dan met veel moeite in de derde klas terecht gekomen. Dus  zit mijn man steeds met een Meester te kort in de Familie en probeert hij het op de door jouw nu ook bekende manier op te lossen.

Wat probeer ik op te lossen vraagt de Kapt die de Kombuis binnen komt. De kwestie van de Machinist hier aan boord zegt ze tegen hem.

Daar hoef jij niet over in te zitten vrouw zorg jij maar dat je de pot op tafel krijgt daar ben jij hier voor.

En meneer heeft u zich al bedacht vraagt hij aan mij. Nee natuurlijk niet meneer u bekijk het maar ik ga in Waterford van boord.

Hij zegt u moet wel weten dat ik u Monsterboekje naar Holland terug stuur met mijn bedenkingen tegen u er in geschreven.

Dat moet u dan voor al maar doen meneer zeg ik tegen hem. Dan ga ik eerst maar eens lekker naar huis ik ga toch gauw trouwen dus dat gaat in een moeite door, als alles dan rond is heb ik mijn Monsterboekje zeker weten terug. En vergeet niet dat ik het door geef dat ik mijn werk hier aan boord niet mocht doen als Machinist dus u praat er zich maar uit.

Vergeet niet meneer dat ik F 1,25 voedingsgeld van u in moet  houden zo lang u hier aan boord ben. U doet maar, ik ga snel een luchtje scheppen als u dat niet erg vind want ik word niet goed van dat geleuter van u.

Als ik aan dek kom zie ik de kust van Ierland in de verte op doemen zo denk ik hoog uit over morgen ben ik op weg naar huis niet wetend dat het heel anders zou verlopen dan ik dacht.

Go Meester je viel wel met je neus in de boter wat een zooitje daar aan boord zeg, ja Cor en het werd nog mooier.

Als we s,avonds gegeten hebben wat in een niet te beschrijven drukkende stemming verloopt, niemand doet zijn mond tegen mij open behalve Zwaantje en dan alleen ook maar om te vragen of ik genoeg gegeten heb en misschien nog wat wil, maar ze durft haar mond denkelijk niet open te doen om wat tegen me te zeggen om dat haar Familie er bij zit. Als iedereen weer aan zijn werk is zeg ik tegen Zwaantje dat ik bij gebrek aan beter maar een stukje ga lezen. Hebben jullie hier nog oude blaadjes zo als de Lach of de Revue aan boord Zwaantje, ze kijkt me met grote angst ogen verschrikt aan terwijl zei haar hand voor haar mond slaat, en daar bij angstig naar de deur van de Kombuis staart als of ze ieder ogenblik verwacht onze lieve Heer door die deur te zien binnen stormen Hel en verdoemenis over haar uitbrakend.

Rustig maar Zwaantje rustig maar meid ik begrijp het al Sorry dat ik je zo aan het schrikken maakte,maar jullie hebben toch wel een Boekenkist aan boord.

Ja Leen die hebben we wel, niet dat er ooit iemand aan boord iets uit leest maar hij staat in jou hut onder je kooi dus je hoeft niet ver te zoeken.

Bedank Zwaantje dan ga ik maar eens kijken wat er zo al aan boeken in zit.

Doe dat Leen en als ik koffie heb roep ik je wel nadat mijn man koffie gedronken heb, jullie beiden kunnen elkaar maar beter niet zien.

Oké meid zeg ik tegen haar een ga het hok binnen wat men hier aan boord een hut durft te noemen. Ik trek het gordijn onder de kooi open en begint in de ruimte onder de kooi te spitten. Eerst haal ik een stuk geolied zeildoek te voorschijn dan een Bakboords licht een kaas bendeltouw een Marrel spijker wat bussen verf een Cadanesring met een Kompas, je kan duidelijk zien dat het als rommel hok gebruikt werd voor ik mijn intrek in dat hok moest nemen maar ala dat zal niet lang meer duren. Dan vind ik de Boekenkist en ik trek hem naar me toe zet hem aan de andere kant van het hok en begin de rommel die ik er uit haalde weer terug te gooien. Als ik het Kompas met de Cadanesring terug gooi hoor ik het geluid van brekend glas en ruikt een door dringende Alcohol lucht  het hok in komen, oeps foutje denk ik die is kapot maar ja dikke bult eigen schuld. Dat zal jij wel lekker gevonden hebben Meester die alcohol lucht zegt Cor.

Nou nee dat rook een beetje te doordringend.

Ik pak dus een oude lap en droogt de Alcohol er mee op, dan draai ik de patrijspoort in het hok open pak het kapotte kompas een gooi het door de patrijspoort naar buiten de plomp in en daar achter aan het stuk geolied zeildoek terwijl een frisse wind het hok binnen stroomt. Dan sluit ik de poort weer en maak de kist open die netjes in gepakt is en de lijst met de boeken die er in gepakt zijn ligt nog netjes gesloten boven de boeken, ten teken dat niemand ooit na het inpakken van de kist er in gekeken heeft wat voor boeken er in zaten. Het eerste boek wat ik pak is hoe “Groen was mijn dal ,”dan God schudde de wateren een Boek over de Waters nood ramp in 1953, en dan Frederik en Diederik  nou ja wat is dat nou voor een boek denk ik. Ik sla het op een willekeurige plaats open en lees een passage, innig de armen om elkaar heen zitten Frederik en Diederik onder de knoestige Eikenboom van de lieve ouders van Diederik. Nou ja je kan de geaardheid van die Schrijver wel raden en wat een zoet gevooist geschreven boek is dat alleen de namen al Frederik en Diederik. Ik besluit God schudde de wateren te gaan lezen lijkt me wel een goed Boek in ieder geval beter dan Frederik en Diederik. Ik leg de andere boeken in de kist terug laat me achter over op mijn kooi vallen en ga liggen lezen. Het boek valt reuze mee dus lees ik door tot het koffie tijd is. Dan word er op de deur geklopt.

koffie Leen roept Zwaantje met zachte stem of ze bang is dat ze gehoord word ik kom er aan zeg ik tegen haar. In de Kombuis is er niemand meer te zien, is het hier altijd zo druk vraag ik aan Zwaantje. Meestal wel Leen ze hebben altijd wel wat te doen want ledigheid is des Duivels oorkussen zegt mijn man altijd tegen ons.

Arme Zwaan zeg ik tegen haar voor mij ben jij niet zo gelukkig ik heb en had geen andere keus Leen uit het Dorp waar wij vandaan komen daar is de bijbel de wet dus begrijp je het wel.

Erg rot voor je Zwaan kan je de kuierlatten niet nemen ik zou niet weten hoe Leen en dan daar bij ik heb geen cent van me zelf, of denk je dat ik een Kok gage van mijn man krijg nee dus. Ja Zwaan ik kan je helaas niet helpen al zou ik dat graag willen, ik zou niet weten hoe ik zo iets zou moeten aan pakken.

Kom ik ga maar eens naar mijn kooi Leen  ik zie je Morgen ochtend wel weer. Dan doe ik dat ook maar meid ik niet anders op het ogenblik, ik ga nog een stuk lezen dan val ik van zelf wel in slaap. Als ik s,Morgens wakker word van het gerammel van de pannen in Het Kombuis is het dood stil en de Motor draait niet meer. We liggen zwaar te deinen en ik hoor de Ankerketting op de Dekstopper slaan en dat klinkt niet erg best. Ze hebben zeker panne boven of in de Machinekamer denk ik,en net als ik mijn benen over de rand van de Kooi wil gooien gebeurd het. Slepend begint er een orgel te spelen en valt er een gezang in van de bemanning een Vaste Burcht is onze God hoor ik uit een paar valse kelen komen. Ik kleed me aan en ga de Kombuis in waar Zwaantje met het eten bezig  is.

Goede morgen Zwaantje.

Morgen Leen zegt ze en schenkt een mok koffie voor me in.

Dank je meid wat is er eigenlijk aan de hand boven en  waar om liggen we voor anker vraag ik aan haar. Terwijl ik dat vraag pak ik snel mijn mok vast omdat de boeg razend snel omhoog begint te klimmen en red zo mijn koffie. Ik hoor de anker ketting met een gruwelijke klap strak slaan. Dat weet je natuurlijk ook nog niet Leen zegt Zwaantje maar Zondags word er door mijn man en de Familie niet gevaren dan is het Zondag rust, de dag Des Heren dan houd mijn man een preek in de Salon en zingen ze psalmen zo als je hoort. Dus vannacht om twaalf uur zijn we voor anker gegaan we liggen nu in Black water  vlak bij Waterford. Ik denk dat ik eerst maar even aan dek ga kijken meid zeg ik tegen haar, als ik op het dek stap hoor ik de ankerketting weer met een zware dreun strak komen. Ik loop via de stuurboord kant naar de voorkuil toe en zie de wal nog een aardig eind van ons af liggen en zelfs ik als Machinist begrijpt dat de Kapt veel te ver uit de kust voor anker is gegaan. De wind giert door het want die over de hoge rotsen van  de wal komt en ons met volle kracht begint te raken. Ik loop langs de ramen van de Salon waar ik de Kapt met een Bijbel in zijn hand met prevelende lippen de rest van de bemanning die met uitgestreken gezichten voor hem zitten uit die Bijbel zie voor lezen. Ik rukt de deur van de Salon open en stapt naar binnen de Kapt kijkt me met een verstoord gezicht aan.

Hoe durf je de pree, de Jannetje is op dat moment al klimmend op de top van een aanstormende golf terecht gekomen  en met een hoge harde knal hoor ik de ketting breken. De Kapt word wit om zijn neus en terwijl hij de bijbel op de Salon tafel legt, schreeuwt hij start de Motor Willem die  snel opspringt en het dek op vliegt om de Motor te gaan starten.

Je kan toch beter de andere Smit er voor gooien zeg ik tegen de Kap die langs me heen loopt om naar de Brug te gaan.

Dat ligt op het voor dek met en af gebroken klauw schreeuwt hij tegen mij.

Tjezus zeg ik. 

En misbruik de naam van de Here niet onrecht matig zegt hij tegen mij want rampen zullen u deel zijn.

Nou die ramp hadden we al voor ik dat deed Kap geen anker meer over, goed zeemanschap word er hier bedreven.

We liggen dwars en slingeren zwaar van stuur naar bakboord over ik hou me aan de leuning die langs het dekhuis loopt vast om niet over boord gesodemieterd te worden.

Onder hand beginnen we naar de Kust die aan stuurboord ligt we liggen in een soort baai af te drijven.

Ik hoor dat de Motor een paar keer gestart word maar niet pakt terwijl we zwaar liggen te slingeren en tonnen schuimend water dwars in komend de kuil in rollen,  in de Kombuis is het geluid van vallende en brekend aardewerk te horen  en bestek dat rinkelend uit de open slaande kasten en laden op het Kombuisdek klettert en alles los of vast  giert overal heen.

Ik ga naar boven het stuurhuis in  waar de Kapt achter het Roer staat als of dat enig nut heeft zonder stuwkracht van de Motor.

Hij kijkt me verwilderd aan en vraagt wat moeten we nou meneer.

Simpel Kap zeg ik tegen hem, Jou broer de Machinist moet de Motor starten dan kan je op de wind gaan liggen en onder de wal door op Waterford aan. Je ben niet genoeg onder de wal gekropen om te ankeren met het resultaat dat we nu in de problemen zitten.

Op dat moment komt Willem de zogenaamde Meester de brug op waggelen hij wil, hij kan, hij doet het niet bazelt hij tegen zijn broer.

Wat doet hij niet vraagt de Kapt aan hem.

Hij wil niet starten de motor zegt hij ter verduidelijking tegen zijn broer.

De Kap kijkt me aan en vraagt  wil u er naar kijken Meester alstublieft.

Zo ben ik nou ineens wel de Meester nu dat stuk onbenul van een broer van je faalt vraag ik aan hem. Ik wil het natuurlijk wel doen om dat ik zelf aan boord zit maar ik ga alleen naar beneden en dat stuk onbenul blijft boven.

Ik doe alles wat je vraagt Meester lukt het je voor we op die rotsen gegooid worden denk je ik doe mijn best Kap maar alleen om dat het voor me zelf is,en voor je vrouw dat is hier het enige goede Mens aan boord.

Goed Meester wat jij maar wil als ik in de Machinekamer kom ga ik me overal aan vast houdend naar de starthendel toe.Maar kijk eerst of die Willem de luchtketels wel op druk heeft staan twee van de vier zijn haast leeg. Ik trek de riem over de pooly en zet  de eerste lege fles open om hem op dertig Barr te zetten. En om een technisch verhaal kort te maken het niet starten had te maken met een klein kogeltje in de brandstof pomp wat wel eens meer met dit merk Motoren gebeurd. Ik verhelp het euvel wat niet mee valt met dat zware slingeren van het schip ik moet die pomp met dat geslinger uiteindelijk toch uit elkaar halen. Als ik de pomp weer in elkaar heb start ik de Motor die sissend aanslaat  tegelijkertijd gaat de Koppeling in zijn voor uit en gaan we onder de wal door op Waterford aan. Toen we in Waterford waren vroeg die Kapt of ik als nog wilde blijven ik kon zelfs de hut eigenlijke hut van de Meester krijgen. Maar ik zei dat ik liever naar toch maar naar huis ging want ik moest er natuurlijk ook niet aan denken om met zo,n Familie op een schip te blijven zitten, Zondags niet varen en dan die kerkdiensten dat hoefde van mij nou net niet. Ik vond het rot voor die Zwaantje die zo als ik dat zag een rot en uit zichtloos leven daar aan boord had.  En nu gebeurd haar dit ik hoop dat ze het er levend heeft afgebracht echt waar . Ja mannen dat was een kort maar heftig avontuur die Kapt had tot zijn vijf en veertigste jaar op een Spits in de Binnenvaart gezeten. En zich toen een Coastertje aan geschaft van zo,n honderden negentig ton wat uiteindelijk ook een Binnenschip was geweest . En later heeft hij de Jannetje gekocht hoorde ik op het kantoor van de Klerk Meneer Siegfried en zulke mensen werden in een klap zeeman, wat voor een zeeman merkte ik die reis daar aan boord van dat schip.

Nou Meester gelukkig is het goed afgelopen het had slechter met jullie kunnen aflopen als je de Motor niet had kunnen starten zegt de Stuur.

Och onkruid vergaat niet Stuur zegt Cor en nou een ander praatje wanneer neem jij het Roer van me eens van me over nog krap twee uurtjes en dan is onze wacht voor bij.

Je heb gelijk Cor geef maar op dat rad zegt de Stuur en pakt het stuurrad beet terwijl hij zich net als Cor klem zet want we slingeren behoorlijk dwarszee varend.

 

Leen Bal